zondag 14 december 2014

58. De mantelzorger

Nu ik een master doe waarbij ik in ieder geval twee dagen per week bezig ben met de gezondheidszorg, kan een blog over dit brede onderwerp uiteraard niet uitblijven. Vanaf januari 2015 zal er korte metten worden gemaakt met de thuiszorg en een groot deel worden overgedragen aan de zogeheten 'mantelzorgers'. De mantelzorger: leuker kunnen we het niet maken, wel goedkoper. En wat is er een gedoe geweest over de mantelzorger. Waar het in de rest van Europa doodnormaal is om je urinelekkende moeder te verschonen, je buurvrouw af en toe dat warme kopje soep te geven, kan dit niet in Nederland. Natuurlijk niet in Nederland. Wij werken namelijk, ja! Vanaf je 18e krijg je van je ouders dat goedbedoelde duwtje in je rug om het ouderlijk en warme nest te verlaten. Dan denkt men toch zeker niet, nadat we godsamme het huis zijn uitgezet, dat we onze hulpbehoevende ouders in huis gaan nemen? Dat we met 'de' kinderen een schema gaan maken wie precies de vieze onderbroeken gaat wassen en wie 's nachts ervoor gaat zorgen dat een po onder de hangbillen van moeder wordt geschoven? Dat is toch zeker gekkigheid. Daar hebben we namelijk de thuiszorg voor. Dan heb ik het nog niet eens gehad over alle 'jonge' mensen die momenteel kampen met verschillende kwaaltjes en heftige ziektes. "Beste meneer Rutte", zo beginnen de brieven aan onze minister-president waarbij vervolgens wordt doorgerateld over het feit dat hij toch zeker niet kan verwachten dat een kankerpatiënt veel vrienden heeft, of tenminste vrienden of familieleden die zich bekommeren om deze kankerpatiënt? De kankerpatiënt voelt zich namelijk al bezwaard als ze aan de buren moet vragen of de hond kan uit worden gelaten. Nee, meneer Rutte, u leeft in een sprookje.

Ergens snap ik het misschien ook wel. Ik heb zelf nog niet eens kinderen, doe alles wat je nog in je studententijd kan doen en ik vind al af en toe dat ik een ontzettend "zwaar leven" heb. Als daar ook nog eens ziekenhuisbezoeken, klassenuitjes, werken en het verzorgen van onze medemens bij opgeteld moeten worden, dan houd je weinig tijd over voor jezelf. Het goed bedoelde initiatief, de participatiesamenleving, leidt echter tot een kloof tussen de Nederlandse burgers ("Ha buurvrouw, ik moet morgenochtend naar het ziekenhuis voor het één en ander, zou jij Takkie kunnen uitlaten?" "Wat, Takkie, dat nare beest? Ik heb wel wat beters te doen.") in plaats van saamhorigheid. We hebben niets voor elkaar over en als er om wordt gevraagd draaien we onze hoofden weg en doen net alsof we het niet gehoord hebben. Als we er niet op ingaan, dan is het probleem er ook niet meer: de ontkensamenleving.

woensdag 8 oktober 2014

57. Als ik later oud ben

Ik drijf dan wel vaak de spot met vriendinnen die de leeftijd van 23 of 24 jaar hebben bereikt, maar stiekem denk ik: gelukkig word je weer een jaartje ouder. En hoe vervelend ik het zelf ook vind om te bedenken dat de tijd wel erg snel gaat (ik voel me diep van binnen nog dat 17-jarig meisje, dat net haar eindexamen heeft gedaan) en ik er als een berg tegenop zie om de eerste tekenen van ouderdom tegemoet te gaan (lees: je eerste grijze haar, rimpels, en tieten die tot op je knieën komen), krijg ik wel steeds meer het 'elke-dag-telt'-gevoel. Jammer dat ik over 10 jaar een stuk minder aantrekkelijk ben voor de meeste mannen. Jammer dat ik om de 6 weken een smeersel in mijn haar moet gaan smeren om tenminste aan de buitenwereld de schijn op te houden dat ik totaal niet grijs ben. Als je bedenkt dat je in een trein kan zitten die tegen een andere trein op knalt. Dag leven. Je kunt op de hoek van de straat staan en omver worden gereden door een vuilniswagen. Dag leven. Je kunt een ongeneeslijke ziekte krijgen. Ook dag leven. Nu is het misschien een tikkeltje overdreven om daar elke dag mee bezig te zijn, maar ik besef me steeds meer dat het leven in één klap voorbij kan zijn.

Nu wil ik niet stellen dat ik er naar uit kijk om de leeftijd van 60 te bereiken, maar ik kijk er wel iets rooskleuriger tegen aan. Dan loop ik inmiddels al 60 jaar op deze aardbol rond en heb ik, naast wat versleten knieën, hopelijk vrij weinig onder de leden. Hopelijk ben ik dan nog steeds samen met de  liefde van mijn leven (lees: vriendje op dit moment; dat daar geen misverstanden over ontstaan), hebben we drie roodharige nazaten en een teckel rondlopen, heb ik carrière zowel als jurist als columnist gemaakt en bovenal: ben ik een ontzettend gelukkig en gezegend mens. En wanneer ik zo'n bofkont ben dat ik mijn 70ste verjaardag ook nog mag vieren, maar ik wel zo dement ben dat ik moet worden opgenomen, dan hoop ik dat mijn lief mij elke dag komt opzoeken en mijn hand vastpakt en ik weet: het is goed zo.

maandag 6 oktober 2014

56. De rode schoentjes

Het leuke aan docenten en hoogleraren is dat je er na een tijdje achter komt dat het ook maar gewoon mensen zijn. Ja, écht waar. Daarbij, en geloof me als ik dit zeg, heb ik een moeder die zowaar docent is op een hogeschool. Zo nuchter als die vrouw is.

Nu ik al een paar weken onder de pannen ben bij een andere universiteit, heb ik dus ook te maken met nieuwe docenten. In de eerste week leef je als masterstudent in een soort extase, waardoor iedereen en alles leuk is. Geen docenten meer die je de bijnaam 'vampier' of 'ratje' geeft. Geen docenten meer die de inburgeringscursus nooit hebben gehaald, maar toch met gebrekkig Nederlands/Frans werkgroepen mogen geven. Geen docenten meer waar je vooral medelijden mee hebt vanwege het grefokapsel, of nou ja, het grefo-zijn in zijn uiterlijke kenmerken. Geen docenten meer die zelf eigenlijk vrij weinig van de materie snappen en als ze iets uit moeten leggen, hun oksels spontaan 2 liter aan zweet verliezen. Geen docenten meer die zich zwart kleden en vervolgens tegen het net vol geschreven schoolbord aan gaan staan.

Nee, tot voor kort kon ik voor mijn twee huidige docenten geen leuke bijnaam of een leuk kenmerk verzinnen. Echter, heb ik een zwak voor een docent die net een Kabouter Plop look-a-like is. Met rode wangetjes en pure enthousiasme komt hij de collegezaal binnen en als ik hem vraag of hij iets over de redactie wil vertellen, zijn we zo een halfuur verder. Hij is klein en een beetje mollig en we noemen hem: Kottie. Mijn andere docent doet me denken aan bijna al mijn leraren van de Vrije School; zo ontzettend heerlijk vaag. Elke maandag en woensdag wacht ik met spanning af of hij ook een keertje de Ochtendspreuk gaat opzeggen (en ik zou zo met hem meedoen) of dat hij bewegingen maakt die verdacht veel lijken op Euritmie. Toen ik vandaag aan het weg dromen was bij een bespreking over de theorie van Rawls, viel het me op dat hij altijd een jas draagt. Dit vroeg ik me eerlijk gezegd vorige week ook al af, maar toen dacht ik dat hij het koud zou hebben. Vorige week droeg hij een zwarte leren jas en vandaag een bruine suède jas. De hamvraag is nu: is dit zíjn kenmerk? Zal het me vanaf nu elke week opvallen dat hij een jas draagt tijdens het hoorcollege? En is dit omdat hij weinig vet, vel of lichaamshaar heeft? Of voelt hij zich daardoor zelfverzekerder? Is het bijgeloof?

Misschien is hij wel net zoals Bert Visscher. Het werkt psychologisch. Als ik rode schoenen zie, dan denk ik aan die malle ADHD'er op een podium. Als ik een man met een jas een hoorcollege zie geven, dan is het mijn docent van Ethiek.


donderdag 11 september 2014

55. Het dier vs. egoïsme

Mijn moeder en ik zijn ons erg bewust van de commercials van Wakkerdier. Als mijn vader met een plofkip of de resten van een niet-biologische koe aan komt zetten, dan zijn hier thuis de poppen aan het dansen. "Nee, daar werken we niet aan mee. Deze kip staat letterlijk op ploffen." "Maar poppie, ze waren in de aanbieding en daarbij kunnen we er nu nog weinig aan veranderen dat de kip in kwestie een plofkip was. Hij is dood." Meestal gaat het dan een tijdje zo door en uiteindelijk eten we toch allemaal zwijgzaam een stukje van de geplofte kip tijdens het avondeten op.
Ik vind dat we, als mens, een stukje minder vlees kunnen eten om zo iets meer bij te dragen aan het bestaan van onze aarde. Ook denk ik dat een biologische scharrelkip of koe (ze scharrelen dan wel niet, maar toch) net wat lekkerder zal smaken, al is het alleen maar omdat je bij elke hap denkt "niet geploft, niet geploft, niet geploft". Dat voelt goed, beste mensen.

Over dierproeven heb ik echter een heel andere mening. Het dier is de laatste tijd veel in het nieuws geweest. Het begon, als we heel ver terug gaan in de tijd, al met het 'bekendmaken' van het feit dat onschuldige konijntjes mascara opgesmeerd kregen (had de mens elke keer oogkleppen op, of hoe zit het?), zodat de klant geen ontstoken oogjes kreeg en een L'Oréal niet aansprakelijk kon stellen. Toen kwam het wol van de zogenaamde Angorakonijn in beeld. Massaal werd het filmpje, waarin een schreeuwend konijntje door een of andere Aziaat werd kaal geplukt, bekeken. Vervolgens kwam Rijksuniversiteit Groningen in beeld en daarna de Universiteit Maastricht die een x aantal onschuldige labradors gebruikte voor een experiment met pacemakers. Heel ACD-Nederland stort zich vervolgens op dit feit, terwijl er nog dagelijks konijntjes rondlopen met rode ogen en ratten die voor alles en nog wat worden gebruikt. De hond, de labrador in dit specifieke geval, hoort namelijk "tussen de mensen". Tot waar reikt het medeleven van de mens, vraag ik me dan af? Het is allemaal puur egoïsme als je het mij vraagt. De gemiddelde vrouw koopt een mascara, waarbij er misschien wel twee konijntjes neer geknald zijn, omdat ze op de mascara verkeerd reageerden. En de vrouwen die aan de pil zijn dan? Ook zij maken dankbaar gebruik van het feit dat deze eerst zijn getest op "onschuldige" ratjes. We zullen als welvarend Nederland ook dankbaar toekijken wanneer Ebola of AIDS de wereld uit wordt gedreven. Ik kan jullie vertellen, daar komen echt heel wat onschuldige dieren bij aan te pas. Denk dan maar niet dat er een stille optocht voor deze dode diertjes wordt gehouden op 4 oktober. Zoals Ionica Smeets in Zomergasten zo mooi verwoordde (naar aanleiding van het feit dat we dankbaar moeten zijn voor onderzoeken en dat we er allemaal van profiteren): (…) "Anders laten we alle kinderen toch gewoon ziek worden? Dat is namelijk hoe het vroeger ging."

dinsdag 19 augustus 2014

54. Niet voor de (kale) poes

Je kunt je hele leven bezig blijven met afvragen hoe je dingen of iets moet aanpakken. Je vraagt je ook je hele leven af over hoe anderen oordelen over de dingen die jij op manier zus of manier zo hebt aangepakt. Een typisch voorbeeld hiervan is schaamhaar.

Wat kan ik me dat nog zo goed herinneren. Ik was 11 jaar oud en ik keek er ontzettend naar uit om de eerste donzige haartjes op mijn schaamstreek (dát vind ik nu een vies woord) te mogen begroeten. Ik was vooral ook nieuwsgierig naar de kleur. Mijn moeder had immers donkerbruin en mijn vader rossig. De enige momenten dat ik nieuwsgierig naar beneden keek, was onder de douche. Je kunt begrijpen dat ik ontzettend blij was met de komst van mijn schaamhaar. En wat was het mooi donkerbruin. De komst van mijn borstjes vond ik iets minder, voornamelijk vanwege het feit dat ik tijdens gym door een jongen gewezen werd op iets wat ik zelf ook al wist ("oh, jij krijgt tietjes!"). In ieder geval voelde ik me al best wel heel stoer. Schaamhaar en tietjes: het kon eigenlijk niet beter. Als ik toen had geweten dat het not done was om een mooi bosje schaamhaar te hebben, dan had ik er waarschijnlijk ook niet zo naar uitgekeken.
Een paar jaar later stond ik met een elektrisch scheermes (gekregen van de goed heilig man) in mijn hand de hele aangegroeide boel weer weg te scheren. En waarom? Het elektrisch scheermes had ik natuurlijk niet gekregen van Sinterklaas, maar van mijn moeder die heel goed heeft ingespeeld op de huidige trend: hoe minder haar, hoe beter. Ik vraag me af of ik dat scheermes ook gekregen had als de trend "into the woods" was geweest.
Ik heb schaamhaar nooit lelijk gevonden en ik kijk dan ook met plezier naar oude playboynummers waarin vrouwen in volle glorie een mooie bos laten zien. Er is niets mis met het onderhouden van je schaamhaar, beter nog; graag zelfs. De bollingen die zich kunnen vormen in badpakken, bikinibroekjes en onderbroekjes vanwege de veelheid aan overtollig haar, vind ik zelfs iets te ver gaan. Maar met schaamhaar an sich, is toch niets mis? Ik heb een aantal modelletjes waarbij ik er voor zorg dat ík het mooi vind, het niet lijkt op een kinderkutje (kom op beste mensen, ik beleef mijn twenties en we worden er ook niet jonger op..no one wants to fuck granny's (wrinkled) pussy) en mijn vriendje niet het gevoel heeft alsof hij zijn tanden aan het flossen is. Het kost me liters water en een paar handigheidjes, maar man, ik zet hele kunstwerken neer met dat kleine scheermesje. Oefening baart kunst.
Stiekem kan ik niet wachten totdat schaamhaar weer in de mode komt. Tot die tijd kijk ik mijmerend naar oude pornofoto's en ga ik rustig door met het modelleren van mijn harige Harry.


Noot: de Charley Chaplin is het moeilijkst (als je met je hoofd er boven hangt is het best lastig om te zien of het allemaal symmetrisch gaat), maar o zo sexy.
Nog een noot: ik heb er wel aan gedacht om een beweging op te zetten (De Harige Harry's), dit met verwijzing naar de eerste alinea. Ik maak me zelf namelijk totaal geen zorgen over wat vriendinnen met di pussy doen of wat ze ervan vinden wat ik met die van mij doe. Moge dat duidelijk zijn. Maar als er één schaap over de dam is dan….
Om mijn tekst even wat kracht bij te zetten: ik ben niet de enige!

vrijdag 15 augustus 2014

53. Als je haar maar goed zit

Wat in feite weken zijn geweest, lijkt in mijn beleving maar een paar dagen. Weken? Wat zeg ik: maanden. En eigenlijk ook al wel jaren. Ik heb de angst om dierbaren te verliezen, maar eigenlijk heb ik ook angst voor de dood. Nu de dood dichterbij kwam dan ik tot nu toe heb meegemaakt, was ik eigenlijk vooral opgelucht. Niet vanwege de dood van mijn opa, maar vooral omdat hij het zelf zo graag op deze manier wilde. Hij was er klaar mee. Het was goed zo. Mijn opa zal herinnerd worden als één van de dapperste patiënten. Een kankerpatiënt die elke maand wel weer een nieuw kuurtje of shotje  of een handjevol pijnstillers probeerde, om zijn leven te verlengen. Hij was er toen namelijk nog niet klaar mee. Een kankerpatiënt die zo tevreden was over de zusters, de broeders en de artsen. Hij sprak vol lof over het personeel en hij was ze zo ontzettend dankbaar. Hij gaf continu complimentjes over het eten in het ziekenhuis, en, laten we eerlijk zijn (ik spreek uit ervaring), dat is toch echt niet te nassen. De laatste weken kon er eigenlijk geen morfine tegen de pijn van mijn opa op. Dus, zo geschiedde het, dat wij, zonder enig gezeik, om het bed van mijn opa heen stonden om hem bij te staan. Hem te laten weten dat we achter zijn keuze stonden, terwijl er dikke tranen over onze wangen biggelden. Met rode ogen heb ik hem nog verteld dat ik hem deze week nog wel zou zien en hem nog meer knuffels zou geven.
Mijn opa is van een knorrige, fitte (maar toch een oude), geïnteresseerde man de laatste paar weken in rap tempo veranderd in een iel kankerpatiëntje. Chemo doet het lichaam niet goed. Behalve zijn haaruitval, kreeg hij vlekken op het lichaam waar met geen crème tegen op te smeren viel, veranderde zijn licht gebruinde huid in een valig geval en had hij continu zweetaanvallen. Je begrijpt dat het laatste wat je dan nog wilt, is dat iemand pijn lijdt.
Die dag, toen we met z'n allen snikkend zijn kamer hadden verlaten en om een grote tafel zaten, kunnen andere dingen je even niet interesseren. Wanneer je nichtje, heel ongenuanceerd, zich bezig houdt met zaken als het knippen van opa's haar, kun je ook niets anders doen dan lachen.

- Ik wil eigenlijk nog wel opa's haar knippen. Dat heb ik beloofd. Morgen.
- Morgen slaapt hij. En die dag daarna ook. 
- Ja daarom. Ik kan moeilijk aan hem vragen of hij zijn hoofd even naar beneden doet.
- En hoe vies is dat. Hem knippen in bed.
- We kunnen er toch een stofzuiger bij houden?
- Bij zijn hoofd? Lekker.
- Maar zijn haar ziet er echt niet uit. Heel warrig.

maandag 4 augustus 2014

52. Dikkertje Dap

Toen ik mijn vriendje laatst uitlegde dat we sukkelseks hadden, begreep hij niet waar ik naar refereerde.  De Van Dale besloot er deze definitie aan te geven:

Sukkelseks: seks die niet gericht is op het leveren van seksuele topprestaties

Uiteraard hebben vriendje en ik ontzettende hete, stomende, wilde, niet-gewone, spannende, uitermate top, in één woord 'wauw' seks. Maar wanneer je een liedje in je hoofd hebt (in mijn geval: Dikkertje Dap) en tijdens het liefkozen deze zingt, zonder te beseffen dat het een enorme mood killer is, maar je vriendje dit besluit te negeren uit liefde voor jou, nou beste mensen: dan zit je relatie wel snor. Het punt is dat ik nu niet meer Dikkertje Dap kan zingen, zonder dat ik daarbij aan seks denk. Ook is het onmogelijk om Dikkertje Dap in een dirty way te zingen. We hebben het geprobeerd. Echt waar. Want ja, als je dan toch een kinderliedje in je hoofd hebt zitten, dan maar dirty. En vriendjelief deed vrolijk mee. Suikerklontje werd klont en niet veel later kwakje. En het kwakje werd in de mond van de giraffe gespoten. Het was een grote muzikale onderneming in bed (ook wel: dirty sing).
Alleen, op het moment suprême, toen we allebei graag onze laatste uithaal wilden maken, barstte ik in lachen uit. Dikkertje Dap, een kwak of een suikerklontje, gaat niet samen met seks. Erg jammer.

Dikkertje Dap zal nooit meer hetzelfde zijn. Arm Dikkertje.

donderdag 31 juli 2014

51. De blouse en andere prangende vragen

In bijna elke Amerikaanse serie kom je haar tegen. Soms wit, soms lichtblauw, af en toe zalmroze. Ik heb het natuurlijk over de blouse. De mannenblouse. Of nóg beter: de after sex blouse. Na een stevige, geile vrijpartij liggen de preutse dames als een soort prinsesje opgerold in de dekens. Zelden zie je tieten. Zelden zie je ontploft haar, omdat het zo wild er aan toe ging. Zelden zie je dat de mascara is uitgelopen, waardoor je eruit ziet als een mislukte panda. Zelden zie je de man, dan wel de vrouw zweten. Het ziet er altijd zo perfect uit, dat je je bijna altijd wel even het volgende afvraagt: hoe doen ze dit?

En waar komt die blouse dan vandaan? Ligt deze casual op de grond, omdat je sexy bedpartner hem zojuist heeft uitgetrokken? Of loop je serieus naar de kast van je scharrel om te kijken of hij daar een gestreken, netjes opgevouwen blouse heeft liggen? Zoveel vragen en maar weinig antwoorden. Ik zelf doe niet eens meer de moeite om iets over mijn naakte lichaam heen te draperen. In de hoop niet gespot te worden door de huisgenoot van mijn lover, sprint ik naar beneden het toilet in. In de romantische Amerikaanse versie van een seksscène, zie ik nooit de dames sprinten naar de wc om te voorkomen dat ze de volgende dag last hebben van een blaasontsteking (I know, ik verpest de romantiek).

Dan nog iets. Heeft de Amerikaanse, perfecte man niet de ballen om even iets langer in bed te blijven liggen, zodat het vrouwtje niet alleen wakker wordt? Ach ja, dat kan natuurlijk ook niet, want de vrouw  moet wakker worden van de geur van vers gebakken pannenkoeken. De vrouw moet goed weten wat haar positie is: puur zakelijk. Vreet je pannenkoeken op mens en vertrek!

dinsdag 22 juli 2014

50. Nostalgische bron

"Het is meer dan 6 maanden geleden, nee wacht, ja écht meer dan 6 maanden geleden dat ik je gezien heb!" roept mijn, inmiddels in een beeldschone Italiaanse getransformeerde, vriendin uit. Ik knuffel haar, geef haar nog een zoen, en dan nog maar een paar knuffels. Gek, realiseer ik me. Het is al een halfjaar geleden dat ik haar dag heb gezwaaid voor een avontuur die zij nooit meer zal vergeten, maar die geheel aan mij voorbij is gegaan. En vreemd is het ook dat voor haar de tijd heel snel gegaan lijkt te zijn, maar dat dat voor mij niet heel anders is. En nog gekker vind ik het dat ik rustig met haar een kopje thee kan drinken, uren kan kletsen, zonder dat het vreemd voelt. Ze is goddorie een halfjaar weggeweest (nee, meer dan een halfjaar zelfs!).
Gedurende ons uitgebreide lunch, zij met een bruine boterham met rosbief en ik met couscoussalade, passeren allerlei onderwerpen de revue. Wanneer de veel besproken MH17-ramp aan bod komt, ben ik even stil. Het heeft me meer gedaan dat ik dacht dat het zou doen en voornamelijk vanwege het feit dat ik me wel besefte dat het leven met één raket voorbij kan zijn, maar dat het dus ook echt geen fuck uitmaakt wat je allemaal in je leven doet, want niemand die zich dat ooit nog gaat herinneren. Vooral als je met een heel gezin meteen uit de stamboom wordt gebonjourd. “Ja weet je, dit klinkt misschien heel cru, maar er is dus mooi helemaal niets over van die lichamen daar”, gaat mijn vriendin verder, terwijl ze rustig haar rosbief herkauwt. “En dan vraag ik mij dus af wat er nu precies in die lijkzakken naar Nederland wordt vervoerd. Zouden de onderzoekers naar elkaar schreeuwen wanneer de één een arm vindt en de ander een bijpassend been?” Ik begin te lachen en voordat ik het weet hebben we allerlei situaties geschetst over puzzelen met benen, armen en andere lichaamsdelen.
Niet veel later begin ik heel nostalgisch te mijmeren over het feit dat ik haar al meer dan 11 jaar ken en dat dat best bijzonder is, maar dat deze vriendschap ook in één ruk voorbij kan zijn, waarop zij  nuchter antwoordt: “ja, nou geen zorgen, want als jij dood gaat heb jij er in ieder geval geen last meer van.” En dat is waar. We zijn als mensen allemaal bang voor de dood, maar waar we denk ik banger voor moeten zijn is achterblijven. Face it, de achterblijvers hebben het toch het zwaarst.

De Lunch (het was een belangrijke) heeft onze vriendschap weer volledig hersteld en het halfjaar dat we elkaar niet hebben gezien, is in een paar uur tijd weer ingehaald. Peinzend staan we voor het schap met agenda’s. “Ja, alle bouwco’s hebben eigenlijk een Moleskine, maar die zijn wel duur.” “Ik zeg: ga voor een klassieke Hema”, antwoord ik, terwijl ik naar een agenda grijp. “Hier, deze heb ik. Hij is simpel en het belang van deze agenda zit hem in het detail”, ik wijs naar een spiraalvormige knoop waarmee je de agenda, hoe simpel, met een touwtje dicht doet. “Ja, nou ja, ik heb zelf ook een spiraal”, antwoordt vriendin inmiddels opgewekt. “Nou”, zeg ik, “dan is deze agenda jou sowieso op het lijf geschreven,” waarop wij in lachen uitbarsten.
En nu ik dit zo opschrijf besef ik me dat het echt klopt wat ze zeggen: je weet pas wat je mist, als je het niet meer hebt. Al moest ik wel zien wat ik ook al weer had, om te beseffen dat ik het stiekem wel heel erg gemist had. Gesprekken zoals bovenstaand, zullen dan ook alleen grappig worden gevonden door degenen die zich in deze situatie bevonden. Net op het moment dat ik denk dat mijn vriendin, met de Italiaanse schoonheid en de Nederlandse nuchterheid, vergeten is hoe het is om nostalgisch te mijmeren roept ze bij de kassa, terwijl ik mijn pinpas door de automaat laat glijden, hard uit: “weet je nog toen je voor het eerst moest pinnen? Ja bij de Zara? Dat ging helemaal mis natuurlijk!”


Noot: dit was 6 jaar geleden en ik was inderdaad dood nerveus om te pinnenEn het was inderdaad bij de Zara. Waar ik nog steeds niet graag pin.

maandag 21 juli 2014

49. De tijden van een sloof

Na bijna 8 weken van totale uitputting (zowel fysiek als mentaal; man, die hakken spannen mijn kuitspieren echt aan!), leerzame momenten, stressvolle deadline's, heerlijke lunches, het open- en dichtslaan van deuren van collega's om te laten merken hoe druk zij het wel niet hebben, het verdienen van een uurloon waar zelfs Aziatische kinderen geen hand voor omdraaien (grapje), het op een dag wel twintig keer bezoeken van de bibliotheek (voornamelijk omdat ik steeds vergeet een lijstje van boeken mee naar boven te nemen), de bezochte zittingen, gastcolleges en presentaties, maar bovenal een ervaring die niemand me nu nog afpakt: het zijn van een student-stagiaire.
Al ben ik ontzettend blij dat ik al dit bovenstaande mee heb kunnen maken, ik kijk er stiekem wel heel erg naar uit om niet meer die student-stagiaire te zijn. Om niet meer steeds halverwege in de gang al mijn naam te moeten horen, waarbij ik rekening moet houden met het feit dat mijn mondhoeken omhoog krullen in plaats van een vermoeid gezicht met een bijbehorende chagrijnig uitstraling, omdat ik het al erg druk heb. Wij, de student-stagiaires, zijn ook het laagste van het laagste. Eerlijk waar, de schoonmaakster staat nog hoger op de carrièreladder dan ik. Ik was daarom ook erg verbaasd dat ik zowel bij mijn eerste stage, als bij mijn tweede stage de koffie- en theepot alleen heb aangeraakt voor eigen gebruik en dat ik veelal de hulp van de secretaresses heb moeten inschakelen voor Eerste Hulp bij Kopieerongevallen, omdat ik meestal niet eens wist hoe de kopieermachine werkt (om nog maar te zwijgen over het feit dat het meestal een kwestie was van nieuw papier in de papierlade doen).
Aanstaande vrijdag zwaai ik met mijn linkerhand, en hopelijk met een goede beoordeling in mijn rechterhand, mijn ex-collega's vaarwel. Al weet ik niet of het een vaarwel is voor altijd, gezien het feit dat ik al door een aantal mensen ben gevraagd of ik niet een carrière in Twente ambieer (mocht om een gekke reden de Derde Wereldoorlog uitbreken en alle randsteden worden plat gebombardeerd, who knows).
Ten slotte vind ik het een heerlijk gevoel om een bijdrage aan mijn carrière ook daadwerkelijk te vereeuwigen, en wel op mijn CV. De kleine, zwarte, lettertype 11 lettertjes die beschrijven dat ik bij dat advocatenkantoor op 2 juni t/m 25 juli me uitgesloofd heb om me van mijn beste kant te laten zien, waarbij ik, weet ik veel wanneer, nog wel altijd profijt van zal hebben. Natuurlijk, de afronding van mijn bachelor dit jaar was een momentje waarbij ik langer dan 2 minuten heb stilgestaan (al weet mijn moeder het overigens altijd weer leuk naar beneden te halen: "je bachelor stelt eigenlijk niets voor, maar gefeliciteerd!"), mijn cijferlijst stop ik liever in een doos ergens achter in een kast. Een mooie acht, een paar zeventjes, maar vooral heel wat zesjes prijken op mijn cijferlijst. Ik kwam er al vrij snel achter dat ik maar voor een paar vakken hoge cijfers zou kunnen halen en voor de andere vakken moest ik me dan ook tevreden stellen met een goede zes. Het motto "gehaald is gehaald" is dan ook helemaal op mij van toepassing. Als het met cijfers dan niet lukt, dan maar met mijn CV, dacht ik.
En nu kunnen we toch wel concluderen dat (vingers gekruist dat mijn beoordeling ook een momentje is waarbij ik in ieder geval 2 minuten stil kan staan) ik met de afronding van twee stages een erg goede kant op ga. Ik zeg altijd maar: zoals jij, zo likt er maar één.

woensdag 25 juni 2014

48. Respect voor de reiziger

Ik weet dat juist de mensen die nooit reizen altijd klagen over de Nederlandse spoorwegen en nog niet zo lang geleden behoorde ík ook tot die groep klagende mensen (sowieso behoor ik al tot de 'algemene alledaagse klagers'; het kan namelijk altijd nét nog even erger, is mijn motto), maar als je in drie weken tijd zo vaak vertraging hebt gehad, dat het het waard was om claims online in te dienen (waarop de NS ook nog het lef heeft deze af te wijzen), omdat je langer dan een uur vertraging hebt gehad, vind ik dat je best een beetje mag klagen. Ik verbaasde mezelf erover dat ik nog redelijk 'cool' bleef. De bus in plaats van de intercity? No problemo. Toch maar weer de stoptrein in plaats van de bus? Ik ben flexibel. Niet communiceren over het feit of er überhaupt wel een bus, een intercity of een stoptrein (nog zoiets: waarom heten ze sprinters?), haalt wel het bloed onder mijn nagels vandaan. Ik heb een paar keer op het punt gestaan om een zielige NS-medewerker aan te vallen. Letterlijk. Want waar ik dan slecht tegen kan is dat alle NS-medewerkers hutjemutje gaan staan, reizigers non-adviezen gaan geven ("u moet naar Nijmegen? Wellicht kunt u via Rotterdam reizen en dan weer terug?") en ondertussen met elkaar koffie drinken en staan te lachen. TE LACHEN. Dat is wat wij Nederlanders doen: is er een probleem of gaat iets verkeerd dan roepen we KAK en beginnen te lachen. Een probleem oplossen? Ho maar. Is je fietsband lek gestoken, dan sleep je je fiets maar achter je aan en hoop je dat je vader of een lieve fietsenmaker je band wel weer plakt. Zelf plakken zit er niet in (dit is een voorbeeld van een héél intieme kennis). 

Ik heb het echter door staan. De hel van juni '14. En ik heb ook mensen leren kennen. Niet persoonlijk, maar ons gezamenlijk melodrama (Goede service, slechte service) bond ons wel op de één of andere manier. Nu heb ik het treinreizen voorlopig achter me gelaten en rol ik heerlijk om half 9 het kantoor in.

woensdag 9 april 2014

47. De faalsloof

Er zijn ook dagen in de carrière van de stagiaire dat het even allemaal niet zo lekker loopt. Ik was vandaag extra vroeg op mijn werk, omdat ik mijn kantoorgenootje had beloofd te helpen met een zaak (jaja, ik ben ook nog eens heel solidair) waar zij de dag ervoor niet uitgekomen was. Vol goede moed begon ik met zoeken naar relevante wetgeving, een arrest, nog een arrest, nog meer informatie, ik probeerde zelfs wikipedia, ik nam alle nieuwsarchieven door van X en Y (wat jammer, ik heb een geheimhoudingsverklaring moeten tekenen), ik betrok Z er ook maar bij. Rond een uurtje of 12 waren we nog steeds geen flikker opgeschoten. De wanhoop nabij besloten we onze 'stress' er uit te eten. Gelukkig kwam daar de mededeling dat ik alleen zou komen te zitten. Mijn kamergenoot moet verhuizen naar een ander kantoor, omdat een collega terug komt van zwangerschapsverlof en een eigen kantoor krijgt. Flink gezeur, maar nu zit ik vrijdag wel mooi alleen. Je zou denken dat ze me nu langzamerhand willen wegwerken (ja nu al!). Voordat je het weet moet ik naast het kopieerapparaat plaatsnemen en als ze dat ook niet bevalt, dan moet ik zeker op de gang voor de deur gaan zitten. Ja, ik zie het al helemaal voor me.
Ook na mijn, iets minder leuke, lunchpauze wilde het allemaal niet werken. Je kent het gevoel wel: je hebt informatie, het is op zich wel voldoende, maar in feite beantwoordt het niet de vraag en je hebt continu het gevoel dat er iets mist en dat je iets over het hoofd ziet. Dus toen ik op een gegeven moment zo teleurgesteld was in mijn eigen onderzoeksvaardigheden, heb ik me maar gebogen over een andere opdracht. Dat had ik beter niet kunnen doen, want daar schoot ik al helemaal niet mee op. Resultaat: handen in mijn warrige haar, afgeleid en een onzekerheidscomplex-van-heb-ik-jou-daar. Met mijn kamergenoot ging het er niet veel beter aan toe en rond een uurtje of 6 was ik er wel klaar mee. Ik heb haar op het hart gedrukt dat het heus niet zo erg is om een keertje wat minder productief te zijn (ik had gewild dat ik dit ook tegen mezelf had kunnen zeggen) en dat falen iets  heel menselijk is. Ze begon te lachen en stelde me gerust dat ze "zo ook wel weg zou gaan". Inmiddels is het bijna 7 uur en ik durf te wedden dat zij er nog steeds zit.

dinsdag 8 april 2014

46. De uitzoeksloof

Zoals bijna elke stagiaire was ik razend benieuwd naar mijn takenpakket. Al wist ik van tevoren dat ik niet moest verwachten dat ik opeens top klusjes mocht gaan doen voor spannende zaken (voor zover zaken in het gezondheidsrecht spannend kunnen zijn, en dat kan, geloof me), had ik niet verwacht dat ik me de eerste dag gelijk mocht buigen over juridische vragen en een bijbehorend advies moest gaan schrijven. Eerst was ik wat terughoudend: wie zit er namelijk te wachten op een juridisch advies van een stagiaire die zelf dagelijks nog om advies vraagt? Daarna vroeg ik me af of dit de stagiairetest was. Het contract werd namelijk aan het eind van mijn eerste werkdag getekend. Misschien wilden ze weten wie ze nu precies in huis hadden gehaald en als ik ze teleurstelden konden ze op deze manier altijd nog van me af. Dit bleek niet zo te zijn en van de ene uitzoekklus rolde ik in de andere. Al valt het me alles mee dat ik tot nu toe alleen nog kopjes thee naar mijn eigen bureau heb gebracht, het uitzoeken van literatuur en jurisprudentie geeft me het idee dat ik eigenlijk weer terug in de collegebanken moet. Van bestuursrechtelijke tot arbeidsrechtelijke (een vak wat ik nota bene niet eens heb gevolgd) vragen en bij elke vraag denk ik dan ook steeds: "dit stond ergens op de sheets." Wat je natuurlijk niet kunt zeggen tegen je stagebegeleider: "Hier. Het juridisch advies. Er staan wat open gaten in de tekst, ja. Ik wil namelijk even thuis checken of dit echt klopt. Er staan vereisten op mijn hoorcollegesheets en eerlijk gezegd ben ik het helemaal kwijt." Daarbij mag je zaken ook niet mee naar huis nemen en het liefst zien ze dat je binnen twee uur dat hele advies hebt geschreven. Het is, eerlijk waar, turbo werken, want voordat ik de drie boeken van arbeidsrecht heb doorgespit, ben ik al twee uur verder. En je wilt natuurlijk ook niet de loser zijn die continu aan de stagebegeleider vraagt waar je überhaupt moet beginnen. Dilemma, dilemma.
Mijn kantoorgenote is het beste wat me bij deze stage is overkomen. Ze helpt me waar nodig en stelt me gerust. Tijdens mijn eerste pauze kwam ik erachter dat zij ook stagiaire bij dit kantoor was geweest en dat ze dezelfde master aan dezelfde universiteit heeft gevolgd. Toen ik vervolgens enthousiast begon te vertellen dat tijdens mijn sollicitatiegesprek was verteld dat ik geen kut klusjes hoefde te doen, antwoordde ze heel droog dat zij anders een hele dag bij het kopieerapparaat heeft moeten doorbrengen, omdat er de volgende dag een zitting zou zijn, waar ze allemaal stukken voor nodig hadden. Beteurterd dronk ik mijn thee op en mompelde dat het kopiëren zelf ook een hele kunst is, natuurlijk.
 Stiekem weet ik dat ik hartstikke welkom ben. Al was het maar omdat op mijn eerste dag iedereen mijn kantoortje binnen wandelden om me te zien, te begroeten en te vragen of alles naar wens was. Vervolgens werd ik nog uitgebreid besproken tijdens het werkoverleg en toen er collega's naar huis gingen werd er ook nog even in mijn kantoortje nagepraat over mijn eerste dag.

zondag 6 april 2014

45. Het bevalt me eigenlijk zo ook nog wel

Met een lichte paniekaanval doe ik mijn agenda dicht. Ik schuif hem steeds verder van mij af, totdat ik me besef dat mijn vakantie nu toch echt even over is. Al ijsberend wandel ik door mijn fijne ouderlijke kamer waarbij ik steeds maar de gedachte moet onderdrukken dat "ik dit misschien toch niet had moeten doen". Ik ga weer zitten, pak mijn agenda erbij en besef me dat ik van half 9 tot half 6 doordeweeks een druk bezette vrouw ben. Niet meer uitslapen, niet meer met de hond knuffelen, niet zomaar op de trein naar Utrecht om daar even de ene activiteit na de andere activiteit te ondernemen, niet zomaar tot half 12 's avonds op het hockeyveld kletsen met mijn teamgenootjes en een beetje minder vriendlief en iets minder vriendinnen.
Morgen begin ik met mijn stage en al stel ik me waarschijnlijk op dit moment ongelooflijk aan: ik vind het nu al jammer dat ik de komende maand mensen waarschijnlijk continu zal moeten teleurstellen inclusief mijzelf. Al is het op mijn stage (je weet wel: dat ze zich eigenlijk afvragen waarom ze mij überhaupt hebben aangenomen), al is het in mijn sportieve leventje en al zijn het mijn vriendinnen en vriendje. Daar komt dan ook nog eens bij dat ik best nerveus ben. Opmerkingen als "ach ja, je kunt er altijd mee stoppen" wil ik dan ook niet in mijn hoofd halen. Ik geef toch zomaar niet op! Vannacht sliep ik al slecht. Al zal ik waarschijnlijk de nieuwe, 100ste, sloof worden van het kantoor, ik hoop toch stiekem dat ik dan wél uitblink in het maken van kopietjes (wat volgens de lieve, goed bedoelde woorden van vriendlief nog best een hele moeilijke klus is), het zetten van overheerlijke koffie en thee, het uittypen van de notulen van de zoveelste vergadering op een dag, het halen van broodjes en nog meer thee en koffie en als de schoonmakers er dan ook nog de brui aan geven dat ik dan ook nog uitstekend om weet te gaan met WC-eend en de wc-borstel. Vanaf morgen ben ik officieel een stagiaire mét een overeenkomst, een uurloon (waar een aantal mensen, nadat ze het hadden gehoord, in lachen uitbarstten), een geheimhoudingsverklaring en hopelijk daarna een goede referentie voor een catering- of schoonmaakbedrijf!

vrijdag 4 april 2014

44. Je voudrais un Big Mac

Mijn Frans is niet meer wat het geweest is. Eerlijk gezegd denk ik dat het level van Frans in Pays-Bas sowieso niet erg hoog is. Op de middelbare school haalde ik geregeld tienen voor SO's en af en toe een 10 voor een proefwerk, wat de leraar uiteraard geweldig vond. Hij kon het dan ook niet laten het in elke klas dat hij Frans gaf, te vertellen. We hadden 5 klassen, en hij gaf alle 5 de klassen les. Je raadt het al: binnen no time was ik de stuud van het eerste jaar.
Mijn Franse vriendin vertelde me dat Fransen erg trots zijn op hun taal (het zijn gewoon trotse mensen in het algemeen) en er moeite mee hebben om een andere taal te leren, terwijl er eeuwenlang in (bijna) heel Europa Frans werd gesproken. Dat is ook de reden dat zowel jongeren als ouderen niet goed Frans kunnen spreken. Stiekem denk ik dat ze er heel goed in zijn, maar het vertikken een Engels woord uit hun mond te laten komen. Deze zomer ondervond ik hoe het is om met een trotse Fransman in aanraking te komen. Je loopt een winkel of restaurant binnen, je vraagt of bestelt iets in het Engels, vervolgens doen ze 1. alsof ze je niet begrijpen of 2. ze antwoorden terug in het Frans. Dan pas je je als Nederlander meteen aan en stel je de vraag in je gebrekkige havo Frans, waarop de Fransman geërgerd en in het Frans nog sneller terug praat, waardoor je met een gebogen hoofd het restaurant of winkel wel moet verlaten, omdat er sprake is van miscommunicatie.
Dus toen ik afgelopen week een paar dagen in Frankrijk doorbracht en ik tijdens mijn reis de Mac Donalds binnen wandelde, was dan ook mijn plan vast te houden aan mijn Engels. Een jong meisje stond achter de kassa en ik vroeg haar, in het Engels, om een Big Mac-menu. Het meisje leek deze zin direct te begrijpen en antwoordde snel: "I don't speak English". Mijn verbazing moest wel van mijn gezicht af te lezen zijn, want welke flapdrol snapt het woord Big Mac en menu niet? Ik wees naar het menu, ik probeerde het zelfs nog in het Frans, maar er moest echt iemand anders bij worden gehaald. Dat was waarschijnlijk de tolk van de Franse toko en gelukkig begreep hij direct wat ik wilde. Ik weet niet zo goed waar ik meer verbaasd over was. Het feit dat blijkbaar de Fransen een ander woord voor de Amerikaanse hamburgers gebruiken of het feit dat jonge Franse mensen geen woord Engels uit hun strot weten te krijgen. Dit was de dag dat ik besefte dat alle Europeanen, behalve de Fransen uiteraard (dat zou wat zijn), zich maar goed moeten aanpassen. De hele wereld spreekt Engels, maar als we in Frankrijk zijn moeten we toch echt over op het Frans. Geen gezeur meer in winkels, restaurants, openbaar vervoer, kortom: nergens meer. De Fransman behoudt zijn trots en wij, de altijd onderdanige Nederlander, past zich uitstekend aan en is vloeiend in drie talen. Hoe erg kan dat nu eenmaal zijn?

woensdag 2 april 2014

43. Het waarom achter de check, check, double check

Ik vind mensen die altijd als eerste in de rij gaan staan, uit angst om ergens niet binnen te komen, over het algemeen behoorlijk irritant. Mensen die met man en macht proberen voor te piepen vind ik al even irritant om dan nog maar te zwijgen over het feit dat ik het helemaal niet nodig vind om 3 uur van tevoren op een vliegtuig te wachten dat nog niet eens geland is. Een uurtje of anderhalf is voor mij ruim voldoende.
Nu kwam ik een paar dagen geleden ruim op tijd aan op het vliegveld van Parijs. Ik had plus minus een uurtje om de juiste incheckbalie te vinden. En hoeveel vliegtuigen vertrekken er nu naar Praag? Op die dag twee. Op hetzelfde tijdstip. Moe van de lange treinreis koos ik voor terminal 2, voornamelijk uit gemakzucht gezien het feit dat mijn trein stopte bij terminal 2. Ik pakte mijn ticket erbij en had het idee dat ik wel de juiste keuze had gemaakt. Ik controleerde snel de tijd en alles klopte. Eenmaal aangekomen bij de incheckbalie stond er tot mijn opluchting een heel korte rij. Sloom sjokte ik naar, wat ik dacht, de laatste persoon in de rij en sloot achteraan aan. Rare blikken negeerde ik (ik word wel vaker raar aangekeken dus dat is niets nieuws) en pakte zelfverzekerd mijn paspoort erbij. Op een gegeven moment werd ik aangetikt door een boze Tsjech die in het Tsjechisch iets begon te roepen. Op mijn vraag "I am sorry but I do not understand you" draaide de man zich om en sloot weer aan in de rij. Met een schamper lachje vroeg ik de reizigers om mij heen "what his problem was". Daarop antwoordde een vrouw heel vriendelijk dat er een hele rij achter mij stond en dat ik was voor gepiept. Snel draaide ik me om en zag ik dat de rij zo lang was dat ik niet kon geloven dat ik werkelijk waar die hele rij voorbij was gelopen.
Beteuterd en nog steeds verbaasd sloot ik netjes achteraan aan en probeerde de lachende, Tsjechische, gezichten te negeren. Twintig minuten later stond ik voor de steward in de aanslag om mijn koffer op de weegschaal te zetten. "I am sorry madame. You are not in our flight." "Yes I am. I made a reservation on Cheaptickets.nl and I also paid, so there should not be a problem." "No really. You are not flying with us. You booked a flight with air wings. This plane is leaving from terminal 3 at 3 o'clock as well. You should run." Een vlucht geboekt met air wings? Ik heb helemaal niets geboekt. De aardige mensen van Cheaptickets hebben me een vlucht aangeboden met korting. Shit, shit, double shit!  De steward vervolgde: "But it is already half past two, so I am sure you won't make it. You really have to run to terminal 3. There will be a shuffle. Good luck madame." "I have to run?" "Yes you should run." Dat liet ik me niet twee keer zeggen en ik rende terminal 2 uit. En bij elke stap dacht ik "ik wil niet op dit vliegveld overnachten. Laat me alsjeblieft dat verdomde vliegtuig halen. Kut cheaptickets." Om de zoveel meter moest ik stoppen, omdat mijn koffertje de snelheid niet aankon en daardoor omkieperde. Na 5 minuten, maar wat een eeuwigheid leek te duren, arriveerde ik bij de shuffle. En werkelijk waar: wat ging de shuffle traag! Je zou verwachten dat je na aankomst bij de shuffle direct uitkomt in terminal 3, maar nee hoor. Ook daar moest ik door allerlei hallen rennen om uiteindelijk bij een gesloten incheckbalie te arriveren. De eerste de beste stewardess die ik tegen kwam sprak ik aan. Al hijgend vertelde ik mijn verhaal waarbij ik een erg zielig gezicht trok. Zo gebeurde het dat ik alsnog werd ingecheckt en mijn koffertje mocht meenemen als handbagage. Iets later dan 3 uur vertrok het vliegtuig, mét mij, naar Praag.

maandag 24 maart 2014

42. De oempa loempa's van Nederland

De oempa loempa's. Ook wel bekend als de kleine, zingende en swingende dwergen uit het boek Sjakie en de chocoladefabriek.  Nu mijn leven momenteel wat rustiger is dan normaal, heb ik ook meer tijd om me te verdiepen in de hot topics. Ik kijk gemiste afleveringen van mijn favoriete programma 'De rijdende rechter' (de problemen waarmee onze meester Visser mee moet dealen zijn echte hersenkrakers), ik lach me suf om de rare acties van 'Rambam' en besef me dat als je te vaak naar de Keuringsdienst van Waarde kijkt, dat  je eigenlijk vrij weinig lust over houdt om überhaupt nog wat te eten. Dus, de KvW buigt zich per aflevering over een opmerkzaam product (van smeerleverworst dat té goedkoop wordt verkocht tot aan het raadsel van de vrijwel onbekende vis in de visstick). Na het kijken van dit programma ben ik eerder geïnteresseerd in het aantal mensen dat in een fabriek werkt, dan in het besproken product zelf. De hele dag bij een lopende band staan en dezelfde handeling 1000 keer achter elkaar uitvoeren. En de handeling zelf moet nog snel uitgevoerd worden ook. Als je een handeling mist dan loopt het hele productieproces in de soep. Daarbij is het niet eens ongevaarlijk werk, want er zijn uiteraard machines met messen of iets anders scherps die moeten worden bediend. Als je een beetje pech hebt, dan is het werken in een fabriek ook niet geheel geluidloos. Doe je geen oordoppen in, dan suizen je oren nog voor altijd na.
Stiekem hoop ik dat het werken in een fabriek een stuk minder saai en eentoniger is dan wat ik steeds zie bij de KvW. Ergens hoop ik dat ze achter de schermen lol staan te trappen, rare dansjes doen en liedjes verzinnen voor wanneer iemand klem komt te zitten in een buis en dan een stuk leniger de fabriek uit wandelt. Echter zie ik het nu voor me dat een medewerker zijn uren aan het aftellen is en niet kan wachten totdat hij zijn vrouw en kinderen weer kan zien. De omstandigheden voor kinderen en vrouwen in Aziatische fabrieken zijn zwaar, maar volgens mij is het werken in een fabriek, waar dan ook ter wereld, überhaupt niet zo leuk als het werken in een fictieve fabriek.

vrijdag 21 maart 2014

41. Als twee druppels water

Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Dat zijn vragen die bijna elke tiener/puber zichzelf wel stelt. Eerlijk gezegd stel ik mezelf deze vragen nog steeds. Ik was een huilpuber (als baby viel ik volgens mijn moeder wel mee, maar dat heb ik in mijn puberteit ruimschoots in gehaald) en als ik weer eens verzonken was in zelfmedelijden dan kon ik het niet laten om te denken aan dat ik wellicht wel van de melkboer was of dat ik misschien wel geadopteerd was (dumdumdummmm). Deze gedachtes komen naar mijn mening niet helemaal uit het niets. Behalve de blonde haren en de zomersproetjes lijk ik verder helemaal niet op mijn vader. Om nog maar te zwijgen over het feit dat sportiviteit de enige noemer is die ik met mijn moeder deel. Mijn broertje daarentegen wordt aan de lopende band vergeleken met mijn moeder en toen hij wat jonger was, zou het een miniatuurversie van mijn vader zijn geweest. Daarbij hebben mijn beide broers een, van mijn vader geërfde, hersenknobbel die bij mij zelfs met een vergrootglas  niet goed te zien is: de bètaknobbel. En de rebelsheid die mijn moeder vroeger bezat is bij mij überhaupt nooit tot ontwikkeling gekomen. Terwijl mijn broertje nu toch een aardig goede band aan het opbouwen is met de mannen van de Rotterdamse politie.
Vriendinnen probeerden het nog goed te praten door te zeggen dat ik wel de tanden heb van mijn moeder en dat als je goed zou kijken dat je ook wel mijn ogen met die van mijn moeder zou kunnen vergelijken. Daar hield het dan ook wel mee op. Inmiddels weet ik vrij zeker dat ik niet van de melkboer ben, want gek genoeg heb ik wel de humor van mijn moeder en het enthousiasme van mijn vader geërfd. Zoals je kunt begrijpen gaf voor mij dit de doorslag en is het daarom ook absoluut niet nodig om me op te geven bij Caroline Tensen.
De laatste tijd begint het me steeds meer op te vallen dat ik duidelijk een voortvloeisel ben uit een leuke, romantische vrijpartij van mijn ouders. Mijn ouders kennen namelijk geen gene. Of het nu gaat over sekspraat, rare humor of gek dansen: het maakt ze geen flikker uit. Waar ik vroeger met mijn broers rood aanliep als het ging over 'veilig vrijen' maak ik nu grapjes over een seksblessure wanneer mijn vader last heeft van zijn rug. Ook kon ik me vroeger enorm generen wanneer mijn ouders op een feestje raar stonden te dansen. Ik rende de dansvloer op en probeerde ze er van af te sleuren. Dat andere ouders vervolgens ook raar gingen dansen, kon mij dan weer niets schelen. Noem het vreemd, maar ik vind het nu heerlijk om mijn ouders te zien dansen en ik doe graag mee. Ik ben zelf een gek wijf op de dansvloer en nee: het kan me geen flikker schelen.
Misschien is het de Rotterdamse mentaliteit, misschien heb ik het geërfd, maar wat ben ik trots op mijn roots.


maandag 17 maart 2014

40. De rokert

Ik heb nog nooit gerookt en ik word naar van de geur van rook. Ik associeer het ook met iets naars. Mijn oom overleed een aantal jaar geleden en alhoewel ik vrij weinig contact had met die tak van de familie vond ik het toch erg dat de ongezonde leefstijl de beste man uiteindelijk fataal is geworden. En toen ik mijn vader erop wees dat het hem ook had kunnen overkomen, was hij ontroerd. Dit was een aantal jaar geleden en mijn vader rookt inmiddels nog steeds en wordt langzamerhand gek van mijn gezanik over zijn leefstijl.
Mijn vader moet voldoen aan strenge eisen in het huis om überhaupt te mogen roken, want wij zijn allemaal anti-rokers. Dat wil zeggen dat het ten strengste verboden is om binnen te roken. Als de schuifpui ook maar op een kiertje staat, dan roepen we in koor dat mijn vader de deur dicht moet doen. Rokers hebben zelf volgens mij niet door hoe erg het stinkt. Al staat mijn vader op 10 meter afstand, nog ruik ik die vieze geur om hem heen. Ik moet wel zeggen dat het er zielig uit ziet als wij als gezin, minus vader, naar de televisie zitten te staren en hij vanuit de tuin naar binnen kijkt om alsnog het programma mee te krijgen. Het is eigenlijk best wel triest. En als het regent dan staat hij onder het afdakje. Ook al zo'n triest gezicht. Het coole en stoere aan een roker heb ik dan ook nooit begrepen. Je bent als roker overal afhankelijk van. Heb je geen aansteker of lucifers bij de hand, dan moet je gaan bedelen bij anderen (en ik denk echt dat het aantal rokers per jaar afneemt, dus het wordt dan nog knap lastig om een vuurtje te bietsen) en geloof me, ik als niet-roker, krijg dan een klein beetje medelijden met een rokert. Niet omdat ik de roker zo zielig vind, maar het bedelen vind ik zo triest. En daarbij herken ik alle signalen van een rokert die heel erg nodig moet roken, maar die het niet wilt toegeven. Mijn vader, bijvoorbeeld, wordt heel chagrijnig en vindt opeens alle 'problemen' die wij bespreken geen 'problemen' meer en wilt zo snel mogelijk naar buiten. Een keertje verlangde hij zo erg naar een sigaret, maar we zaten in de auto dus dat mocht niet, dat het de hele weg ruzie was in de auto. Ik had op dat moment het liefst 10 sigaretten, aangestoken en al, in mijn vaders mond willen duwen. Ook vertonen verslaafde rokers afkickverschijnselen. Eerlijk gezegd was ik ook verbaasd dat het zo snel kan gaan, maar vandaag ontmoette ik een overduidelijke verslaafde roker in de trein die continu aan het bewegen was. Het leek daarom eerst alsof de reiziger last had van ADHD. Hij keek ook continu zenuwachtig naar mij waardoor ik alleen maar spijt had gekregen dat ik naast deze rokert was gaan zitten. Toen we bijna bij zijn bestemming aan waren gekomen, had hij zijn sigarettenpakje en aansteker al in zijn hand. De trein stond nog niet stil of hij was het perron al op gesprint.
Naast de über rokers heb je ook de partysmokers. Partysmokers willen laten zien dat ze het stoere bezitten van een über roker, maar daarnaast dus ook de beheersing bezitten om doordeweeks en overdag de sigaretten in het pakje te laten zitten. Ja, ik hoef hier eigenlijk niet veel over te zeggen: doe het goed of doe het niet, denk ik dan. Als ik de rokers op een feestje bij elkaar zie staan in zo'n hok waar het blauw staat van de rook, dan wil ik ze alleen maar duidelijk maken waar het echte feestje aan de gang is.
Je begrijpt dat ik als anti-roker euforische gevoelens kreeg over het feit dat de leeftijd van het kopen van sigaretten omhoog is gegaan. Verhalen over het bedreigen van caissières had ik tot dan toe nog niet meegemaakt. In Amsterdam raakten vriendje en ik wel in zo'n situatie verzeild. Een jongen, jonger dan 18 dus, wilde een pakje sigaretten kopen, maar moest zijn ID laten zien. Met één blik op zijn ID weigerde de caissière een pakje sigaretten aan de jongen te verkopen. De jongen pikte dit niet, maar waarom hij dit de caissière kwalijk nam, begreep ik niet zo goed. Zij had denk ik het allerliefst een pakje sigaretten gratis en voor niets naar zijn kop gesmeten. De jongen wist zichzelf uiteindelijk te kalmeren en verliet de supermarkt, maar het is verbazingwekkend hoe jong je dus al aan zoiets ongezonds verslaafd kunt raken.
Ik wil daarom bij deze de Supersmoker promoten. Een elektronische sigaret dat geen schadelijke stoffen bevat. Ik zeg: kat in het bakkie!



zondag 16 maart 2014

39. De dikke man

Buiten de kring van mijn dierbaren, laat ik niet snel merken wat ik vind. Althans, dat probeer ik zo over te laten komen. Vreemden en kennissen die mij hun mening op proberen te dringen ervaar ik vaak als irritant en zielig. Daarom probeer ik het zelf zo min mogelijk te doen.
Tot aan nu. Een verhaal zou natuurlijk niet zo beginnen als er niet toch wél een mening aan zou komen, waar jullie helemaal niet om hebben gevraagd en die wellicht ook wel als opdringerig wordt ervaren. Bij voorbaat mijn excuses.

Ik heb het niet zo op dikke mensen. Dit is wat hard geformuleerd, dat geef ik toe, maar ik heb er dan ook heel lang over nagedacht hoe ik dit anders had moeten formuleren en er kwam eerlijk gezegd niet iets veel beters in mij op. Het grootste gevoel wat ik krijg bij het zien van dikke mensen is medelijden. Toen ik 10 jaar was ging ik voor het eerst met het vliegtuig op vakantie. En wel gelijk naar Florida. Een angstig gevoel bekroop mij, nadat een aantal dikkertjes het vliegtuig had betreden, of dit de vlucht op enerlei wijze zou beïnvloeden. We mogen immers ook maar een aantal kilo aan bagage aan de stewardesse mee geven. Dat ik veilig ben aangekomen, moge duidelijk zijn. Amerika, het land van de obesitas (al kunnen wij er ook wat van). Tijdens een tripje met een safaribus kon het dan ook niet anders dan dat er tussen de 30 mensen tenminste 1 dikkerd aanwezig was. Het beeld staat me nog verschrikkelijk goed bij, omdat de dikke vrouw het voor elkaar kreeg een tweezit helemaal te bezetten en toen we vervolgens alligators gingen spotten en we daardoor uit de bus mochten en we er daarna ook weer netjes instapten, in spanning afwachtend op het volgende reptiel, kon het dan ook niet anders dan dat de vrouw klem zat tussen de twee deuren van de bus. Er is, werkelijk waar, geduwd om de vrouw de bus in te krijgen. Moest ik lachen? Nee. Ik was 10 jaar en ik heb het hele tafereel van een gepaste afstand vol afschuw bekeken. 

Hoe kun je het toch zo ver laten komen? Dat vraag ik me elke keer weer af. Het kan erfelijk zijn, ja dat kan. Het kan ook een ziekte zijn, ja dat kan ook. Het kan ook een kwestie zijn van je zelf niet onder controle hebben. Vreten, vreten, vreten, totdat je erbij neervalt. Er zijn altijd mensen die dan in de verdediging schieten door te zeggen dat de één sneller dikker wordt dan de ander. Dat is waar. Maar als je je vervolgens twee weken lang volstopt met troep en daarna een keertje op de weegschaal gaat staan en je ziet dat de vreetbuien je helaas die 3 kilo's extra op hebben geleverd, dan ga je toch niet door? Dan bedenk je je toch wel twee keer voordat je die vierde Twix achter je kiezen stopt? Dit fascineert mij zo erg dat ik het ook niet kan laten om programma's als 'Obese' over te slaan. Mensen die de trap niet normaal op kunnen lopen, die zichzelf de auto in moeten proppen, die gerust nog een roze koek weg zitten te kanen ("Ach wat maakt het toch allemaal ook uit? Ik ben toch al dik!") en het ergste van alles is dat ze balanceren op het randje van de dood. Je zou je echtgenoot, broer, zus of kind maar aan overgewicht kwijt raken. En wat maken ze een ellende door hè! Ze slepen zichzelf de sportschool door en dat allemaal omdat ze moeten afvallen. Ze worden intensief begeleid, want het zou wat zijn als de dikkerd het zou opgeven. Als de dikkerd weer bezwijkt aan een pak vol roze koeken. En allemaal hebben ze ook een verhaal hè. Ze zijn namelijk niet zomaar dik. Dat bestaat niet, ben ik achter gekomen. Er is altijd wel een dikkerd die of gepest is, of moeite heeft gehad bij te blijven op school en daarom ook nog eens was afgezakt naar de mavo of het is iemand die altijd als laatste werd gekozen bij gym en daardoor dacht dat ie dik was en daarom maar gelijk de hele supermarkt leeg vrat. Je kunt dus niet zomaar het leven van een dikkerd leiden. Nee het moet namelijk ook een heel zwaar leven zijn geweest. Anders telt het denk ik niet. Er vielen daarom ook de nodige tranen bij dit programma, waardoor je als kijker zowaar medelijden krijgt (zelfs ik!). Ik geloof ook echt dat het zwaar geweest moet zijn. Sporten met zo'n lichaam is ook echt geen doen. Ik krijg zelf al snel verzuurde benen, laat staan wat zo'n dikkerd moet doormaken. Daarnaast ben ik ook niet de meest lieve persoon als ik even twee uur mijn bloedsuiker niet op pijl houd. Ik begrijp het allemaal best wel.

Als je als dikkerd eenmaal zover bent gekomen dat je 100 kilo bent kwijtgeraakt dan ben je er nog niet eens. Dan moet je jezelf beheersen met eten en daarbij hangen er losse vellen aan je benen, armen en buik. Je was al niet moeders mooiste en het is er niet beter op geworden. Om die vellen kwijt te raken moet je zorgen dat je minimaal 1 jaar op een stabiel gewicht blijft. Nou, dan komen de smoesjes hoor. Van "ik voelde me eenzaam en die 10 brownies vulden de leegte weer op" tot aan "het had net geregend dus ik was bang dat ik onderuit zou gaan". 

Vandaag maakte ik dankbaar gebruik van het boekenweekgeschenk. Met mij duizend anderen in de trein. Ondanks de drukte wist ik een plaatsje te bemachtigen en terwijl ik mensen passeerde viel mijn oog op hem: een dikke man. Ik deed mijn best om nog te glimlachen, maar de afschuw was aan mijn gezicht af te lezen. Voornamelijk omdat ik er van baalde dat de man twee stoelen bezet hield en ik graag bij het raam had willen zitten. Tijdens de reis kwam ik erachter dat zijn (klein)zoon tegenover mij zat en mij vol bewondering zat aan te staren (ik was in alle haast mijn scheenbeschermers en hockeysokken aan het aantrekken), waardoor de dikke man zich genoodzaakt voelde het gedrag van zijn (klein)zoon uit te leggen door aan te geven dat hij veel voetbalde. En zo kreeg ik weer medelijden. Met zijn (klein)kinderen en met de aardige dikke man zelf. Ik maakte een babbeltje met het jongetje en al die tijd dacht ik alleen maar: "als de dikke man zo doorgaat, dan ziet hij zijn kind waarschijnlijk niet heel oud worden."