maandag 24 maart 2014

42. De oempa loempa's van Nederland

De oempa loempa's. Ook wel bekend als de kleine, zingende en swingende dwergen uit het boek Sjakie en de chocoladefabriek.  Nu mijn leven momenteel wat rustiger is dan normaal, heb ik ook meer tijd om me te verdiepen in de hot topics. Ik kijk gemiste afleveringen van mijn favoriete programma 'De rijdende rechter' (de problemen waarmee onze meester Visser mee moet dealen zijn echte hersenkrakers), ik lach me suf om de rare acties van 'Rambam' en besef me dat als je te vaak naar de Keuringsdienst van Waarde kijkt, dat  je eigenlijk vrij weinig lust over houdt om überhaupt nog wat te eten. Dus, de KvW buigt zich per aflevering over een opmerkzaam product (van smeerleverworst dat té goedkoop wordt verkocht tot aan het raadsel van de vrijwel onbekende vis in de visstick). Na het kijken van dit programma ben ik eerder geïnteresseerd in het aantal mensen dat in een fabriek werkt, dan in het besproken product zelf. De hele dag bij een lopende band staan en dezelfde handeling 1000 keer achter elkaar uitvoeren. En de handeling zelf moet nog snel uitgevoerd worden ook. Als je een handeling mist dan loopt het hele productieproces in de soep. Daarbij is het niet eens ongevaarlijk werk, want er zijn uiteraard machines met messen of iets anders scherps die moeten worden bediend. Als je een beetje pech hebt, dan is het werken in een fabriek ook niet geheel geluidloos. Doe je geen oordoppen in, dan suizen je oren nog voor altijd na.
Stiekem hoop ik dat het werken in een fabriek een stuk minder saai en eentoniger is dan wat ik steeds zie bij de KvW. Ergens hoop ik dat ze achter de schermen lol staan te trappen, rare dansjes doen en liedjes verzinnen voor wanneer iemand klem komt te zitten in een buis en dan een stuk leniger de fabriek uit wandelt. Echter zie ik het nu voor me dat een medewerker zijn uren aan het aftellen is en niet kan wachten totdat hij zijn vrouw en kinderen weer kan zien. De omstandigheden voor kinderen en vrouwen in Aziatische fabrieken zijn zwaar, maar volgens mij is het werken in een fabriek, waar dan ook ter wereld, überhaupt niet zo leuk als het werken in een fictieve fabriek.

vrijdag 21 maart 2014

41. Als twee druppels water

Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Dat zijn vragen die bijna elke tiener/puber zichzelf wel stelt. Eerlijk gezegd stel ik mezelf deze vragen nog steeds. Ik was een huilpuber (als baby viel ik volgens mijn moeder wel mee, maar dat heb ik in mijn puberteit ruimschoots in gehaald) en als ik weer eens verzonken was in zelfmedelijden dan kon ik het niet laten om te denken aan dat ik wellicht wel van de melkboer was of dat ik misschien wel geadopteerd was (dumdumdummmm). Deze gedachtes komen naar mijn mening niet helemaal uit het niets. Behalve de blonde haren en de zomersproetjes lijk ik verder helemaal niet op mijn vader. Om nog maar te zwijgen over het feit dat sportiviteit de enige noemer is die ik met mijn moeder deel. Mijn broertje daarentegen wordt aan de lopende band vergeleken met mijn moeder en toen hij wat jonger was, zou het een miniatuurversie van mijn vader zijn geweest. Daarbij hebben mijn beide broers een, van mijn vader geërfde, hersenknobbel die bij mij zelfs met een vergrootglas  niet goed te zien is: de bètaknobbel. En de rebelsheid die mijn moeder vroeger bezat is bij mij überhaupt nooit tot ontwikkeling gekomen. Terwijl mijn broertje nu toch een aardig goede band aan het opbouwen is met de mannen van de Rotterdamse politie.
Vriendinnen probeerden het nog goed te praten door te zeggen dat ik wel de tanden heb van mijn moeder en dat als je goed zou kijken dat je ook wel mijn ogen met die van mijn moeder zou kunnen vergelijken. Daar hield het dan ook wel mee op. Inmiddels weet ik vrij zeker dat ik niet van de melkboer ben, want gek genoeg heb ik wel de humor van mijn moeder en het enthousiasme van mijn vader geërfd. Zoals je kunt begrijpen gaf voor mij dit de doorslag en is het daarom ook absoluut niet nodig om me op te geven bij Caroline Tensen.
De laatste tijd begint het me steeds meer op te vallen dat ik duidelijk een voortvloeisel ben uit een leuke, romantische vrijpartij van mijn ouders. Mijn ouders kennen namelijk geen gene. Of het nu gaat over sekspraat, rare humor of gek dansen: het maakt ze geen flikker uit. Waar ik vroeger met mijn broers rood aanliep als het ging over 'veilig vrijen' maak ik nu grapjes over een seksblessure wanneer mijn vader last heeft van zijn rug. Ook kon ik me vroeger enorm generen wanneer mijn ouders op een feestje raar stonden te dansen. Ik rende de dansvloer op en probeerde ze er van af te sleuren. Dat andere ouders vervolgens ook raar gingen dansen, kon mij dan weer niets schelen. Noem het vreemd, maar ik vind het nu heerlijk om mijn ouders te zien dansen en ik doe graag mee. Ik ben zelf een gek wijf op de dansvloer en nee: het kan me geen flikker schelen.
Misschien is het de Rotterdamse mentaliteit, misschien heb ik het geërfd, maar wat ben ik trots op mijn roots.


maandag 17 maart 2014

40. De rokert

Ik heb nog nooit gerookt en ik word naar van de geur van rook. Ik associeer het ook met iets naars. Mijn oom overleed een aantal jaar geleden en alhoewel ik vrij weinig contact had met die tak van de familie vond ik het toch erg dat de ongezonde leefstijl de beste man uiteindelijk fataal is geworden. En toen ik mijn vader erop wees dat het hem ook had kunnen overkomen, was hij ontroerd. Dit was een aantal jaar geleden en mijn vader rookt inmiddels nog steeds en wordt langzamerhand gek van mijn gezanik over zijn leefstijl.
Mijn vader moet voldoen aan strenge eisen in het huis om überhaupt te mogen roken, want wij zijn allemaal anti-rokers. Dat wil zeggen dat het ten strengste verboden is om binnen te roken. Als de schuifpui ook maar op een kiertje staat, dan roepen we in koor dat mijn vader de deur dicht moet doen. Rokers hebben zelf volgens mij niet door hoe erg het stinkt. Al staat mijn vader op 10 meter afstand, nog ruik ik die vieze geur om hem heen. Ik moet wel zeggen dat het er zielig uit ziet als wij als gezin, minus vader, naar de televisie zitten te staren en hij vanuit de tuin naar binnen kijkt om alsnog het programma mee te krijgen. Het is eigenlijk best wel triest. En als het regent dan staat hij onder het afdakje. Ook al zo'n triest gezicht. Het coole en stoere aan een roker heb ik dan ook nooit begrepen. Je bent als roker overal afhankelijk van. Heb je geen aansteker of lucifers bij de hand, dan moet je gaan bedelen bij anderen (en ik denk echt dat het aantal rokers per jaar afneemt, dus het wordt dan nog knap lastig om een vuurtje te bietsen) en geloof me, ik als niet-roker, krijg dan een klein beetje medelijden met een rokert. Niet omdat ik de roker zo zielig vind, maar het bedelen vind ik zo triest. En daarbij herken ik alle signalen van een rokert die heel erg nodig moet roken, maar die het niet wilt toegeven. Mijn vader, bijvoorbeeld, wordt heel chagrijnig en vindt opeens alle 'problemen' die wij bespreken geen 'problemen' meer en wilt zo snel mogelijk naar buiten. Een keertje verlangde hij zo erg naar een sigaret, maar we zaten in de auto dus dat mocht niet, dat het de hele weg ruzie was in de auto. Ik had op dat moment het liefst 10 sigaretten, aangestoken en al, in mijn vaders mond willen duwen. Ook vertonen verslaafde rokers afkickverschijnselen. Eerlijk gezegd was ik ook verbaasd dat het zo snel kan gaan, maar vandaag ontmoette ik een overduidelijke verslaafde roker in de trein die continu aan het bewegen was. Het leek daarom eerst alsof de reiziger last had van ADHD. Hij keek ook continu zenuwachtig naar mij waardoor ik alleen maar spijt had gekregen dat ik naast deze rokert was gaan zitten. Toen we bijna bij zijn bestemming aan waren gekomen, had hij zijn sigarettenpakje en aansteker al in zijn hand. De trein stond nog niet stil of hij was het perron al op gesprint.
Naast de über rokers heb je ook de partysmokers. Partysmokers willen laten zien dat ze het stoere bezitten van een über roker, maar daarnaast dus ook de beheersing bezitten om doordeweeks en overdag de sigaretten in het pakje te laten zitten. Ja, ik hoef hier eigenlijk niet veel over te zeggen: doe het goed of doe het niet, denk ik dan. Als ik de rokers op een feestje bij elkaar zie staan in zo'n hok waar het blauw staat van de rook, dan wil ik ze alleen maar duidelijk maken waar het echte feestje aan de gang is.
Je begrijpt dat ik als anti-roker euforische gevoelens kreeg over het feit dat de leeftijd van het kopen van sigaretten omhoog is gegaan. Verhalen over het bedreigen van caissières had ik tot dan toe nog niet meegemaakt. In Amsterdam raakten vriendje en ik wel in zo'n situatie verzeild. Een jongen, jonger dan 18 dus, wilde een pakje sigaretten kopen, maar moest zijn ID laten zien. Met één blik op zijn ID weigerde de caissière een pakje sigaretten aan de jongen te verkopen. De jongen pikte dit niet, maar waarom hij dit de caissière kwalijk nam, begreep ik niet zo goed. Zij had denk ik het allerliefst een pakje sigaretten gratis en voor niets naar zijn kop gesmeten. De jongen wist zichzelf uiteindelijk te kalmeren en verliet de supermarkt, maar het is verbazingwekkend hoe jong je dus al aan zoiets ongezonds verslaafd kunt raken.
Ik wil daarom bij deze de Supersmoker promoten. Een elektronische sigaret dat geen schadelijke stoffen bevat. Ik zeg: kat in het bakkie!



zondag 16 maart 2014

39. De dikke man

Buiten de kring van mijn dierbaren, laat ik niet snel merken wat ik vind. Althans, dat probeer ik zo over te laten komen. Vreemden en kennissen die mij hun mening op proberen te dringen ervaar ik vaak als irritant en zielig. Daarom probeer ik het zelf zo min mogelijk te doen.
Tot aan nu. Een verhaal zou natuurlijk niet zo beginnen als er niet toch wél een mening aan zou komen, waar jullie helemaal niet om hebben gevraagd en die wellicht ook wel als opdringerig wordt ervaren. Bij voorbaat mijn excuses.

Ik heb het niet zo op dikke mensen. Dit is wat hard geformuleerd, dat geef ik toe, maar ik heb er dan ook heel lang over nagedacht hoe ik dit anders had moeten formuleren en er kwam eerlijk gezegd niet iets veel beters in mij op. Het grootste gevoel wat ik krijg bij het zien van dikke mensen is medelijden. Toen ik 10 jaar was ging ik voor het eerst met het vliegtuig op vakantie. En wel gelijk naar Florida. Een angstig gevoel bekroop mij, nadat een aantal dikkertjes het vliegtuig had betreden, of dit de vlucht op enerlei wijze zou beïnvloeden. We mogen immers ook maar een aantal kilo aan bagage aan de stewardesse mee geven. Dat ik veilig ben aangekomen, moge duidelijk zijn. Amerika, het land van de obesitas (al kunnen wij er ook wat van). Tijdens een tripje met een safaribus kon het dan ook niet anders dan dat er tussen de 30 mensen tenminste 1 dikkerd aanwezig was. Het beeld staat me nog verschrikkelijk goed bij, omdat de dikke vrouw het voor elkaar kreeg een tweezit helemaal te bezetten en toen we vervolgens alligators gingen spotten en we daardoor uit de bus mochten en we er daarna ook weer netjes instapten, in spanning afwachtend op het volgende reptiel, kon het dan ook niet anders dan dat de vrouw klem zat tussen de twee deuren van de bus. Er is, werkelijk waar, geduwd om de vrouw de bus in te krijgen. Moest ik lachen? Nee. Ik was 10 jaar en ik heb het hele tafereel van een gepaste afstand vol afschuw bekeken. 

Hoe kun je het toch zo ver laten komen? Dat vraag ik me elke keer weer af. Het kan erfelijk zijn, ja dat kan. Het kan ook een ziekte zijn, ja dat kan ook. Het kan ook een kwestie zijn van je zelf niet onder controle hebben. Vreten, vreten, vreten, totdat je erbij neervalt. Er zijn altijd mensen die dan in de verdediging schieten door te zeggen dat de één sneller dikker wordt dan de ander. Dat is waar. Maar als je je vervolgens twee weken lang volstopt met troep en daarna een keertje op de weegschaal gaat staan en je ziet dat de vreetbuien je helaas die 3 kilo's extra op hebben geleverd, dan ga je toch niet door? Dan bedenk je je toch wel twee keer voordat je die vierde Twix achter je kiezen stopt? Dit fascineert mij zo erg dat ik het ook niet kan laten om programma's als 'Obese' over te slaan. Mensen die de trap niet normaal op kunnen lopen, die zichzelf de auto in moeten proppen, die gerust nog een roze koek weg zitten te kanen ("Ach wat maakt het toch allemaal ook uit? Ik ben toch al dik!") en het ergste van alles is dat ze balanceren op het randje van de dood. Je zou je echtgenoot, broer, zus of kind maar aan overgewicht kwijt raken. En wat maken ze een ellende door hè! Ze slepen zichzelf de sportschool door en dat allemaal omdat ze moeten afvallen. Ze worden intensief begeleid, want het zou wat zijn als de dikkerd het zou opgeven. Als de dikkerd weer bezwijkt aan een pak vol roze koeken. En allemaal hebben ze ook een verhaal hè. Ze zijn namelijk niet zomaar dik. Dat bestaat niet, ben ik achter gekomen. Er is altijd wel een dikkerd die of gepest is, of moeite heeft gehad bij te blijven op school en daarom ook nog eens was afgezakt naar de mavo of het is iemand die altijd als laatste werd gekozen bij gym en daardoor dacht dat ie dik was en daarom maar gelijk de hele supermarkt leeg vrat. Je kunt dus niet zomaar het leven van een dikkerd leiden. Nee het moet namelijk ook een heel zwaar leven zijn geweest. Anders telt het denk ik niet. Er vielen daarom ook de nodige tranen bij dit programma, waardoor je als kijker zowaar medelijden krijgt (zelfs ik!). Ik geloof ook echt dat het zwaar geweest moet zijn. Sporten met zo'n lichaam is ook echt geen doen. Ik krijg zelf al snel verzuurde benen, laat staan wat zo'n dikkerd moet doormaken. Daarnaast ben ik ook niet de meest lieve persoon als ik even twee uur mijn bloedsuiker niet op pijl houd. Ik begrijp het allemaal best wel.

Als je als dikkerd eenmaal zover bent gekomen dat je 100 kilo bent kwijtgeraakt dan ben je er nog niet eens. Dan moet je jezelf beheersen met eten en daarbij hangen er losse vellen aan je benen, armen en buik. Je was al niet moeders mooiste en het is er niet beter op geworden. Om die vellen kwijt te raken moet je zorgen dat je minimaal 1 jaar op een stabiel gewicht blijft. Nou, dan komen de smoesjes hoor. Van "ik voelde me eenzaam en die 10 brownies vulden de leegte weer op" tot aan "het had net geregend dus ik was bang dat ik onderuit zou gaan". 

Vandaag maakte ik dankbaar gebruik van het boekenweekgeschenk. Met mij duizend anderen in de trein. Ondanks de drukte wist ik een plaatsje te bemachtigen en terwijl ik mensen passeerde viel mijn oog op hem: een dikke man. Ik deed mijn best om nog te glimlachen, maar de afschuw was aan mijn gezicht af te lezen. Voornamelijk omdat ik er van baalde dat de man twee stoelen bezet hield en ik graag bij het raam had willen zitten. Tijdens de reis kwam ik erachter dat zijn (klein)zoon tegenover mij zat en mij vol bewondering zat aan te staren (ik was in alle haast mijn scheenbeschermers en hockeysokken aan het aantrekken), waardoor de dikke man zich genoodzaakt voelde het gedrag van zijn (klein)zoon uit te leggen door aan te geven dat hij veel voetbalde. En zo kreeg ik weer medelijden. Met zijn (klein)kinderen en met de aardige dikke man zelf. Ik maakte een babbeltje met het jongetje en al die tijd dacht ik alleen maar: "als de dikke man zo doorgaat, dan ziet hij zijn kind waarschijnlijk niet heel oud worden."