dinsdag 3 maart 2015

59. Ik zeg u

Ik kan een aantal momenten opnoemen waarop ik het meest zenuwachtig ben in mijn leven: 1). tijdens sollicitaties; 2). wanneer ik moet presenteren en 3). als ik een nieuw avontuur tegemoet ga waarvan ik niet zeker weet of het goed of slecht zal aflopen.
Zo zat ik vorige week zenuwachtig heen en weer te schuiven op mijn stoel in een zeer lege kantoorkamer. Het kantoor zelf was al helemaal kaal en als ik niet beter had geweten, dan had ik gedacht dat het een anti-kraakpand was. De keuzestress begint bij een sollicitatiegesprek al bij het aangeboden krijgen van een drankje. Globaal heb je 4 keuzes als sollicitant: 1.) Koffie (en dan niet moeilijk doen over 2 of 3 schepjes suiker en dat ene kleine melkscheutje) 2.) Thee (ook dan niet moeilijk doen over schepjes suiker; wil je over komen als een kind van 8 jaar?) 3). Water (straal je dan neutraliteit uit of kom je over als saai?) 4.) Geen drankje (maar de vraag is hoe je dan over komt?). In mijn (korte) ervaring met sollicitatiegesprekken heb ik nu twee dingen geleerd: je kiest nooit voor een warm drankje en wanneer er wordt gevraagd of je de interviewer wil tutoyeren dan doe je dat direct. Met betrekking tot het warme drankje: het is me nu al twee keer overkomen dat ik de thee onaangeroerd op de tafel voor mij had laten staan en het gesprek ging zo snel, dat mijn thee ook nog gloeiend heet was. Je wilt dan niet dat je je thee moet atten en je wil al helemaal niet, omdat het interview eigenlijk al beëindigd is, dat de interviewer op jou moet wachten, omdat jij je thee nog niet op hebt.
Wanneer ik zenuwachtig ben dan vergeet ik dingen en wanneer ik dingen vergeet word ik eigenlijk alleen maar zenuwachtiger. Dus wanneer me tijdens het sollicatiegesprek al een aantal keer gevraagd is om 'je' in plaats van 'u' te zeggen, is het uiteraard vervelend als ik de hele tijd blijf zeggen: "maar u eh..jij". Ik prefereer deze beleefdheidsvorm, maar blijkbaar voelen anderen zich daardoor oud.

Af en toe nam ik een slokje van mijn water en tegen de tijd dat het gesprek voorbij was, was mijn bekertje leeg, mijn blaas vol, tutoyeerde ik de interviewers volop en ging ik lachend weg: een positief advies in the pocket!

zondag 14 december 2014

58. De mantelzorger

Nu ik een master doe waarbij ik in ieder geval twee dagen per week bezig ben met de gezondheidszorg, kan een blog over dit brede onderwerp uiteraard niet uitblijven. Vanaf januari 2015 zal er korte metten worden gemaakt met de thuiszorg en een groot deel worden overgedragen aan de zogeheten 'mantelzorgers'. De mantelzorger: leuker kunnen we het niet maken, wel goedkoper. En wat is er een gedoe geweest over de mantelzorger. Waar het in de rest van Europa doodnormaal is om je urinelekkende moeder te verschonen, je buurvrouw af en toe dat warme kopje soep te geven, kan dit niet in Nederland. Natuurlijk niet in Nederland. Wij werken namelijk, ja! Vanaf je 18e krijg je van je ouders dat goedbedoelde duwtje in je rug om het ouderlijk en warme nest te verlaten. Dan denkt men toch zeker niet, nadat we godsamme het huis zijn uitgezet, dat we onze hulpbehoevende ouders in huis gaan nemen? Dat we met 'de' kinderen een schema gaan maken wie precies de vieze onderbroeken gaat wassen en wie 's nachts ervoor gaat zorgen dat een po onder de hangbillen van moeder wordt geschoven? Dat is toch zeker gekkigheid. Daar hebben we namelijk de thuiszorg voor. Dan heb ik het nog niet eens gehad over alle 'jonge' mensen die momenteel kampen met verschillende kwaaltjes en heftige ziektes. "Beste meneer Rutte", zo beginnen de brieven aan onze minister-president waarbij vervolgens wordt doorgerateld over het feit dat hij toch zeker niet kan verwachten dat een kankerpatiënt veel vrienden heeft, of tenminste vrienden of familieleden die zich bekommeren om deze kankerpatiënt? De kankerpatiënt voelt zich namelijk al bezwaard als ze aan de buren moet vragen of de hond kan uit worden gelaten. Nee, meneer Rutte, u leeft in een sprookje.

Ergens snap ik het misschien ook wel. Ik heb zelf nog niet eens kinderen, doe alles wat je nog in je studententijd kan doen en ik vind al af en toe dat ik een ontzettend "zwaar leven" heb. Als daar ook nog eens ziekenhuisbezoeken, klassenuitjes, werken en het verzorgen van onze medemens bij opgeteld moeten worden, dan houd je weinig tijd over voor jezelf. Het goed bedoelde initiatief, de participatiesamenleving, leidt echter tot een kloof tussen de Nederlandse burgers ("Ha buurvrouw, ik moet morgenochtend naar het ziekenhuis voor het één en ander, zou jij Takkie kunnen uitlaten?" "Wat, Takkie, dat nare beest? Ik heb wel wat beters te doen.") in plaats van saamhorigheid. We hebben niets voor elkaar over en als er om wordt gevraagd draaien we onze hoofden weg en doen net alsof we het niet gehoord hebben. Als we er niet op ingaan, dan is het probleem er ook niet meer: de ontkensamenleving.

woensdag 8 oktober 2014

57. Als ik later oud ben

Ik drijf dan wel vaak de spot met vriendinnen die de leeftijd van 23 of 24 jaar hebben bereikt, maar stiekem denk ik: gelukkig word je weer een jaartje ouder. En hoe vervelend ik het zelf ook vind om te bedenken dat de tijd wel erg snel gaat (ik voel me diep van binnen nog dat 17-jarig meisje, dat net haar eindexamen heeft gedaan) en ik er als een berg tegenop zie om de eerste tekenen van ouderdom tegemoet te gaan (lees: je eerste grijze haar, rimpels, en tieten die tot op je knieën komen), krijg ik wel steeds meer het 'elke-dag-telt'-gevoel. Jammer dat ik over 10 jaar een stuk minder aantrekkelijk ben voor de meeste mannen. Jammer dat ik om de 6 weken een smeersel in mijn haar moet gaan smeren om tenminste aan de buitenwereld de schijn op te houden dat ik totaal niet grijs ben. Als je bedenkt dat je in een trein kan zitten die tegen een andere trein op knalt. Dag leven. Je kunt op de hoek van de straat staan en omver worden gereden door een vuilniswagen. Dag leven. Je kunt een ongeneeslijke ziekte krijgen. Ook dag leven. Nu is het misschien een tikkeltje overdreven om daar elke dag mee bezig te zijn, maar ik besef me steeds meer dat het leven in één klap voorbij kan zijn.

Nu wil ik niet stellen dat ik er naar uit kijk om de leeftijd van 60 te bereiken, maar ik kijk er wel iets rooskleuriger tegen aan. Dan loop ik inmiddels al 60 jaar op deze aardbol rond en heb ik, naast wat versleten knieën, hopelijk vrij weinig onder de leden. Hopelijk ben ik dan nog steeds samen met de  liefde van mijn leven (lees: vriendje op dit moment; dat daar geen misverstanden over ontstaan), hebben we drie roodharige nazaten en een teckel rondlopen, heb ik carrière zowel als jurist als columnist gemaakt en bovenal: ben ik een ontzettend gelukkig en gezegend mens. En wanneer ik zo'n bofkont ben dat ik mijn 70ste verjaardag ook nog mag vieren, maar ik wel zo dement ben dat ik moet worden opgenomen, dan hoop ik dat mijn lief mij elke dag komt opzoeken en mijn hand vastpakt en ik weet: het is goed zo.

maandag 6 oktober 2014

56. De rode schoentjes

Het leuke aan docenten en hoogleraren is dat je er na een tijdje achter komt dat het ook maar gewoon mensen zijn. Ja, écht waar. Daarbij, en geloof me als ik dit zeg, heb ik een moeder die zowaar docent is op een hogeschool. Zo nuchter als die vrouw is.

Nu ik al een paar weken onder de pannen ben bij een andere universiteit, heb ik dus ook te maken met nieuwe docenten. In de eerste week leef je als masterstudent in een soort extase, waardoor iedereen en alles leuk is. Geen docenten meer die je de bijnaam 'vampier' of 'ratje' geeft. Geen docenten meer die de inburgeringscursus nooit hebben gehaald, maar toch met gebrekkig Nederlands/Frans werkgroepen mogen geven. Geen docenten meer waar je vooral medelijden mee hebt vanwege het grefokapsel, of nou ja, het grefo-zijn in zijn uiterlijke kenmerken. Geen docenten meer die zelf eigenlijk vrij weinig van de materie snappen en als ze iets uit moeten leggen, hun oksels spontaan 2 liter aan zweet verliezen. Geen docenten meer die zich zwart kleden en vervolgens tegen het net vol geschreven schoolbord aan gaan staan.

Nee, tot voor kort kon ik voor mijn twee huidige docenten geen leuke bijnaam of een leuk kenmerk verzinnen. Echter, heb ik een zwak voor een docent die net een Kabouter Plop look-a-like is. Met rode wangetjes en pure enthousiasme komt hij de collegezaal binnen en als ik hem vraag of hij iets over de redactie wil vertellen, zijn we zo een halfuur verder. Hij is klein en een beetje mollig en we noemen hem: Kottie. Mijn andere docent doet me denken aan bijna al mijn leraren van de Vrije School; zo ontzettend heerlijk vaag. Elke maandag en woensdag wacht ik met spanning af of hij ook een keertje de Ochtendspreuk gaat opzeggen (en ik zou zo met hem meedoen) of dat hij bewegingen maakt die verdacht veel lijken op Euritmie. Toen ik vandaag aan het weg dromen was bij een bespreking over de theorie van Rawls, viel het me op dat hij altijd een jas draagt. Dit vroeg ik me eerlijk gezegd vorige week ook al af, maar toen dacht ik dat hij het koud zou hebben. Vorige week droeg hij een zwarte leren jas en vandaag een bruine suède jas. De hamvraag is nu: is dit zíjn kenmerk? Zal het me vanaf nu elke week opvallen dat hij een jas draagt tijdens het hoorcollege? En is dit omdat hij weinig vet, vel of lichaamshaar heeft? Of voelt hij zich daardoor zelfverzekerder? Is het bijgeloof?

Misschien is hij wel net zoals Bert Visscher. Het werkt psychologisch. Als ik rode schoenen zie, dan denk ik aan die malle ADHD'er op een podium. Als ik een man met een jas een hoorcollege zie geven, dan is het mijn docent van Ethiek.


donderdag 11 september 2014

55. Het dier vs. egoïsme

Mijn moeder en ik zijn ons erg bewust van de commercials van Wakkerdier. Als mijn vader met een plofkip of de resten van een niet-biologische koe aan komt zetten, dan zijn hier thuis de poppen aan het dansen. "Nee, daar werken we niet aan mee. Deze kip staat letterlijk op ploffen." "Maar poppie, ze waren in de aanbieding en daarbij kunnen we er nu nog weinig aan veranderen dat de kip in kwestie een plofkip was. Hij is dood." Meestal gaat het dan een tijdje zo door en uiteindelijk eten we toch allemaal zwijgzaam een stukje van de geplofte kip tijdens het avondeten op.
Ik vind dat we, als mens, een stukje minder vlees kunnen eten om zo iets meer bij te dragen aan het bestaan van onze aarde. Ook denk ik dat een biologische scharrelkip of koe (ze scharrelen dan wel niet, maar toch) net wat lekkerder zal smaken, al is het alleen maar omdat je bij elke hap denkt "niet geploft, niet geploft, niet geploft". Dat voelt goed, beste mensen.

Over dierproeven heb ik echter een heel andere mening. Het dier is de laatste tijd veel in het nieuws geweest. Het begon, als we heel ver terug gaan in de tijd, al met het 'bekendmaken' van het feit dat onschuldige konijntjes mascara opgesmeerd kregen (had de mens elke keer oogkleppen op, of hoe zit het?), zodat de klant geen ontstoken oogjes kreeg en een L'Oréal niet aansprakelijk kon stellen. Toen kwam het wol van de zogenaamde Angorakonijn in beeld. Massaal werd het filmpje, waarin een schreeuwend konijntje door een of andere Aziaat werd kaal geplukt, bekeken. Vervolgens kwam Rijksuniversiteit Groningen in beeld en daarna de Universiteit Maastricht die een x aantal onschuldige labradors gebruikte voor een experiment met pacemakers. Heel ACD-Nederland stort zich vervolgens op dit feit, terwijl er nog dagelijks konijntjes rondlopen met rode ogen en ratten die voor alles en nog wat worden gebruikt. De hond, de labrador in dit specifieke geval, hoort namelijk "tussen de mensen". Tot waar reikt het medeleven van de mens, vraag ik me dan af? Het is allemaal puur egoïsme als je het mij vraagt. De gemiddelde vrouw koopt een mascara, waarbij er misschien wel twee konijntjes neer geknald zijn, omdat ze op de mascara verkeerd reageerden. En de vrouwen die aan de pil zijn dan? Ook zij maken dankbaar gebruik van het feit dat deze eerst zijn getest op "onschuldige" ratjes. We zullen als welvarend Nederland ook dankbaar toekijken wanneer Ebola of AIDS de wereld uit wordt gedreven. Ik kan jullie vertellen, daar komen echt heel wat onschuldige dieren bij aan te pas. Denk dan maar niet dat er een stille optocht voor deze dode diertjes wordt gehouden op 4 oktober. Zoals Ionica Smeets in Zomergasten zo mooi verwoordde (naar aanleiding van het feit dat we dankbaar moeten zijn voor onderzoeken en dat we er allemaal van profiteren): (…) "Anders laten we alle kinderen toch gewoon ziek worden? Dat is namelijk hoe het vroeger ging."

dinsdag 19 augustus 2014

54. Niet voor de (kale) poes

Je kunt je hele leven bezig blijven met afvragen hoe je dingen of iets moet aanpakken. Je vraagt je ook je hele leven af over hoe anderen oordelen over de dingen die jij op manier zus of manier zo hebt aangepakt. Een typisch voorbeeld hiervan is schaamhaar.

Wat kan ik me dat nog zo goed herinneren. Ik was 11 jaar oud en ik keek er ontzettend naar uit om de eerste donzige haartjes op mijn schaamstreek (dát vind ik nu een vies woord) te mogen begroeten. Ik was vooral ook nieuwsgierig naar de kleur. Mijn moeder had immers donkerbruin en mijn vader rossig. De enige momenten dat ik nieuwsgierig naar beneden keek, was onder de douche. Je kunt begrijpen dat ik ontzettend blij was met de komst van mijn schaamhaar. En wat was het mooi donkerbruin. De komst van mijn borstjes vond ik iets minder, voornamelijk vanwege het feit dat ik tijdens gym door een jongen gewezen werd op iets wat ik zelf ook al wist ("oh, jij krijgt tietjes!"). In ieder geval voelde ik me al best wel heel stoer. Schaamhaar en tietjes: het kon eigenlijk niet beter. Als ik toen had geweten dat het not done was om een mooi bosje schaamhaar te hebben, dan had ik er waarschijnlijk ook niet zo naar uitgekeken.
Een paar jaar later stond ik met een elektrisch scheermes (gekregen van de goed heilig man) in mijn hand de hele aangegroeide boel weer weg te scheren. En waarom? Het elektrisch scheermes had ik natuurlijk niet gekregen van Sinterklaas, maar van mijn moeder die heel goed heeft ingespeeld op de huidige trend: hoe minder haar, hoe beter. Ik vraag me af of ik dat scheermes ook gekregen had als de trend "into the woods" was geweest.
Ik heb schaamhaar nooit lelijk gevonden en ik kijk dan ook met plezier naar oude playboynummers waarin vrouwen in volle glorie een mooie bos laten zien. Er is niets mis met het onderhouden van je schaamhaar, beter nog; graag zelfs. De bollingen die zich kunnen vormen in badpakken, bikinibroekjes en onderbroekjes vanwege de veelheid aan overtollig haar, vind ik zelfs iets te ver gaan. Maar met schaamhaar an sich, is toch niets mis? Ik heb een aantal modelletjes waarbij ik er voor zorg dat ík het mooi vind, het niet lijkt op een kinderkutje (kom op beste mensen, ik beleef mijn twenties en we worden er ook niet jonger op..no one wants to fuck granny's (wrinkled) pussy) en mijn vriendje niet het gevoel heeft alsof hij zijn tanden aan het flossen is. Het kost me liters water en een paar handigheidjes, maar man, ik zet hele kunstwerken neer met dat kleine scheermesje. Oefening baart kunst.
Stiekem kan ik niet wachten totdat schaamhaar weer in de mode komt. Tot die tijd kijk ik mijmerend naar oude pornofoto's en ga ik rustig door met het modelleren van mijn harige Harry.


Noot: de Charley Chaplin is het moeilijkst (als je met je hoofd er boven hangt is het best lastig om te zien of het allemaal symmetrisch gaat), maar o zo sexy.
Nog een noot: ik heb er wel aan gedacht om een beweging op te zetten (De Harige Harry's), dit met verwijzing naar de eerste alinea. Ik maak me zelf namelijk totaal geen zorgen over wat vriendinnen met di pussy doen of wat ze ervan vinden wat ik met die van mij doe. Moge dat duidelijk zijn. Maar als er één schaap over de dam is dan….
Om mijn tekst even wat kracht bij te zetten: ik ben niet de enige!

vrijdag 15 augustus 2014

53. Als je haar maar goed zit

Wat in feite weken zijn geweest, lijkt in mijn beleving maar een paar dagen. Weken? Wat zeg ik: maanden. En eigenlijk ook al wel jaren. Ik heb de angst om dierbaren te verliezen, maar eigenlijk heb ik ook angst voor de dood. Nu de dood dichterbij kwam dan ik tot nu toe heb meegemaakt, was ik eigenlijk vooral opgelucht. Niet vanwege de dood van mijn opa, maar vooral omdat hij het zelf zo graag op deze manier wilde. Hij was er klaar mee. Het was goed zo. Mijn opa zal herinnerd worden als één van de dapperste patiënten. Een kankerpatiënt die elke maand wel weer een nieuw kuurtje of shotje  of een handjevol pijnstillers probeerde, om zijn leven te verlengen. Hij was er toen namelijk nog niet klaar mee. Een kankerpatiënt die zo tevreden was over de zusters, de broeders en de artsen. Hij sprak vol lof over het personeel en hij was ze zo ontzettend dankbaar. Hij gaf continu complimentjes over het eten in het ziekenhuis, en, laten we eerlijk zijn (ik spreek uit ervaring), dat is toch echt niet te nassen. De laatste weken kon er eigenlijk geen morfine tegen de pijn van mijn opa op. Dus, zo geschiedde het, dat wij, zonder enig gezeik, om het bed van mijn opa heen stonden om hem bij te staan. Hem te laten weten dat we achter zijn keuze stonden, terwijl er dikke tranen over onze wangen biggelden. Met rode ogen heb ik hem nog verteld dat ik hem deze week nog wel zou zien en hem nog meer knuffels zou geven.
Mijn opa is van een knorrige, fitte (maar toch een oude), geïnteresseerde man de laatste paar weken in rap tempo veranderd in een iel kankerpatiëntje. Chemo doet het lichaam niet goed. Behalve zijn haaruitval, kreeg hij vlekken op het lichaam waar met geen crème tegen op te smeren viel, veranderde zijn licht gebruinde huid in een valig geval en had hij continu zweetaanvallen. Je begrijpt dat het laatste wat je dan nog wilt, is dat iemand pijn lijdt.
Die dag, toen we met z'n allen snikkend zijn kamer hadden verlaten en om een grote tafel zaten, kunnen andere dingen je even niet interesseren. Wanneer je nichtje, heel ongenuanceerd, zich bezig houdt met zaken als het knippen van opa's haar, kun je ook niets anders doen dan lachen.

- Ik wil eigenlijk nog wel opa's haar knippen. Dat heb ik beloofd. Morgen.
- Morgen slaapt hij. En die dag daarna ook. 
- Ja daarom. Ik kan moeilijk aan hem vragen of hij zijn hoofd even naar beneden doet.
- En hoe vies is dat. Hem knippen in bed.
- We kunnen er toch een stofzuiger bij houden?
- Bij zijn hoofd? Lekker.
- Maar zijn haar ziet er echt niet uit. Heel warrig.