vrijdag 21 maart 2014

41. Als twee druppels water

Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Dat zijn vragen die bijna elke tiener/puber zichzelf wel stelt. Eerlijk gezegd stel ik mezelf deze vragen nog steeds. Ik was een huilpuber (als baby viel ik volgens mijn moeder wel mee, maar dat heb ik in mijn puberteit ruimschoots in gehaald) en als ik weer eens verzonken was in zelfmedelijden dan kon ik het niet laten om te denken aan dat ik wellicht wel van de melkboer was of dat ik misschien wel geadopteerd was (dumdumdummmm). Deze gedachtes komen naar mijn mening niet helemaal uit het niets. Behalve de blonde haren en de zomersproetjes lijk ik verder helemaal niet op mijn vader. Om nog maar te zwijgen over het feit dat sportiviteit de enige noemer is die ik met mijn moeder deel. Mijn broertje daarentegen wordt aan de lopende band vergeleken met mijn moeder en toen hij wat jonger was, zou het een miniatuurversie van mijn vader zijn geweest. Daarbij hebben mijn beide broers een, van mijn vader geërfde, hersenknobbel die bij mij zelfs met een vergrootglas  niet goed te zien is: de bètaknobbel. En de rebelsheid die mijn moeder vroeger bezat is bij mij überhaupt nooit tot ontwikkeling gekomen. Terwijl mijn broertje nu toch een aardig goede band aan het opbouwen is met de mannen van de Rotterdamse politie.
Vriendinnen probeerden het nog goed te praten door te zeggen dat ik wel de tanden heb van mijn moeder en dat als je goed zou kijken dat je ook wel mijn ogen met die van mijn moeder zou kunnen vergelijken. Daar hield het dan ook wel mee op. Inmiddels weet ik vrij zeker dat ik niet van de melkboer ben, want gek genoeg heb ik wel de humor van mijn moeder en het enthousiasme van mijn vader geërfd. Zoals je kunt begrijpen gaf voor mij dit de doorslag en is het daarom ook absoluut niet nodig om me op te geven bij Caroline Tensen.
De laatste tijd begint het me steeds meer op te vallen dat ik duidelijk een voortvloeisel ben uit een leuke, romantische vrijpartij van mijn ouders. Mijn ouders kennen namelijk geen gene. Of het nu gaat over sekspraat, rare humor of gek dansen: het maakt ze geen flikker uit. Waar ik vroeger met mijn broers rood aanliep als het ging over 'veilig vrijen' maak ik nu grapjes over een seksblessure wanneer mijn vader last heeft van zijn rug. Ook kon ik me vroeger enorm generen wanneer mijn ouders op een feestje raar stonden te dansen. Ik rende de dansvloer op en probeerde ze er van af te sleuren. Dat andere ouders vervolgens ook raar gingen dansen, kon mij dan weer niets schelen. Noem het vreemd, maar ik vind het nu heerlijk om mijn ouders te zien dansen en ik doe graag mee. Ik ben zelf een gek wijf op de dansvloer en nee: het kan me geen flikker schelen.
Misschien is het de Rotterdamse mentaliteit, misschien heb ik het geërfd, maar wat ben ik trots op mijn roots.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten