Als het sneeuwt dan moet binnen no time heel je Facebooklijst ervan op de hoogte gesteld worden. Alsof ik zelf niet de moeite kan nemen mijn gordijn open te doen en door mijn raam te gluren. Daarbij zijn al mijn Facebookvrienden dan ook nog zo attent om een foto van 'de sneeuw' te maken. Great! Maar niemand die een foto maakt van de realiteit. De realiteit van de sneeuw. Ook wel: bonje met de NS, genoemd.
Woensdag 16 januari 11.10 uur, Centraal Station
Ik mompel in mezelf. En mijn gezicht staat rood gloeiend: "Verdomme. Net op dit moment rijden er geen treinen naar M."
Niet veel later komt lief vriendje aangelopen. Ik heb zin om mijn volle tas in zijn gezicht te meppen. Hoe kan hij nou zo vrolijk doen? Zonder hem een blik waardig te gunnen loop ik naar het grote bord en begin een soort van "kun-je-hét-niet-zien-of-zo-dansje" te doen. Al wijzend naar het bord en met mijn vinger naar mijn hoofd. Vriendje lief begint bozig te doen, terwijl ik rondjes om mijn eigen as begin te lopen. Ondertussen bedenk ik me wat voor een feeks ik op dit moment ben. Vooral omdat vriendje lief al voor de 100ste keer vraagt om een kus. Ik mompel een 'sorry' en druk een dikke kus op zijn mond.
Woensdag 16 januari 11.30 uur, in de trein richting M.
Het kwam gelukkig goed en ik lig dicht tegen vriendje lief aan. Wat is het leven toch mooi.
Donderdag 17 januari 22.00 uur, in de trein richting N.
Het geluk heeft meer dan 24 uur aangehouden, maar dat was het dan ook wel. Meer wordt er mij niet gegund (ah, wat ben ik toch zielig). Een kwartiertje hier stil staan vanwege een rood sein, dan wel een halfuur daar stilstaan vanwege een slome trein voor onze trein. Nadat we in N. waren aangekomen werd ons nog op het hart gedrukt dat "morgen de normale dienstregeling weer geldt"!
Vrijdag 18 januari 14.45 uur, in de trein richting U.
"Beste mensen, zoals u heeft gemerkt staan we al een kwartier stil. De oorzaak hiervan is dat er geen machinist is. Ik herhaal: geen machinist. Bedankt voor uw begrip." Dingdingdong.
Vrijdag 18 januari 14.47 uur, in de trein richting U.
"Dames en heren. Inmiddels hebben wij een machinist bereid gevonden. Nu staat er echter een andere trein voor onze trein stil. Bedankt voor uw begrip." Ik besloot me op te sluiten in een spannend verhaal.
Vrijdag 18 januari 15.30 uur, in de trein richting U.
Ontzettend luidruchtige meisjes komen de coupé binnen gelopen. Het geblaat wat ze verkondigen is alles behalve interessant, totdat één meisje wordt gebeld door haar homovriend M. Nadat ze heeft opgehangen verkondigd ze heel luid dat M. vastzit in A. en dat er bussen worden ingezet en dat alle treinen zijn uitgevallen. Ik houd mijn hart vast.
Vrijdag 18 januari 16.30 uur, op U.
Ik ren van hot naar her en ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Vervolgens vergeet ik een kaartje te kopen voor mijn fiets, maar ik zie dat ik nog maar 2 minuten heb voor mijn trein. Wat doe je in zo'n situatie? Juist. De gok wagen. Ik zet mijn fiets neer en ren heldhaftig naar de ticketmachine. Vervolgens ren ik met mijn fiets aan de hand de roltrap af en spring van de laatste treden. Ik ben er goed aan toe, mijn fiets wat minder. Blijkt de trein richting R. niet te rijden. En de trein die daarop volgt ook niet. En die daarop volgt ook niet.
Vrijdag 18 januari 16.35 uur, op U.
"Meneer, wat moet ik doen als ik naar R. wil?" "Hm. Ja. Geen idee." "Weet u überhaupt wel iets?" "Zoals het er nu naar uitziet, niet nee." "Ik dacht er zelf aan om naar D. te reizen en daar dan over te stappen," zeg ik om maar met een suggestie te komen. "U kunt ook naar L gaan of naar A." "Is dat niet hartstikke om voor mij?" "Ja dat wel. U moet het zelf weten." Ik loop boos met mijn fiets aan de hand de roltrap op. De trein richting A. is inmiddels vertrokken. Ik zie een NS-vrouwtje. "Mevrouw, mevrouw!" Ik ren dramatisch op haar af, met de tranen nu in mijn ogen. De vrouw gunt mij geen blik waardig en zegt: "Nu even niet. Ik ben bezig." Ik had een ontzettende verlangen om haar met de stok, die ik bij me had, eens te laten zien wie hier nu eigenlijk de baas is. Ik hield me echter braaf in. "Ik raad u aan om naar D. te reizen met een sprinter en dan over te stappen naar R." Iets vrolijker loop ik naar het desbetreffende spoor en sta daar geduldig te wachten. Voor de zekerheid kijk ik op het vertrekbord en de woede slaat weer toe. Er rijdt verdorrie geen trein naar D. en die zal ook niet meer gaan rijden. Ondertussen wordt er omgeroepen dat het een vervelende situatie is en er gratis thee en koffie kan worden gehaald. Rot op met je thee! Rot op met je koffie! Toch heb ik dorst, maar als ik boven kom zie ik dat er een rij van hier tot aan de bussen staat van U. Er rijden geen treinen naar L., D. en A. Hoe kom ik in godsnaam in R.?
Vrijdag 18 januari 17.15 uur, in de trein richting A.
Ik heb me de trein in weten te wurmen. Met commentaar van mede-reizigers. "Is het nu wel slim om met je fiets te reizen?" "Lekker handig dit!" Ik heb de puf niet meer om opmerkingen zoals "ja, eikel. Ik moet naar R. en ik ga een halfjaar weg, dus als ik mijn fiets in U. laat staan, dan wordt ie binnen twee weken opgehaald door de gemeente en na een verloop van tijd verkocht, omdat ik hem niet kan ophalen. Dus ja. Deze fiets moet mee en als er een trein eerder naar R. was gegaan, dan had ik niet in de spits gezeten en had u er geen last van gehad. Maar goed. Deze fiets gaat dus mooi met mij mee" te maken.
Vrijdag 18 januari 17.45 uur, op A.
"U moet toeslag betalen voor de Fyra".
Vrijdag 18 januari 18.09 uur, op A.
Fyra kwam voorbij. Maar niet voor mij.
Vrijdag 18 januari 18.30 uur, op A.
Ik heb mensen geslagen met mijn stok om mij en de fiets de trein in te krijgen. Dat is gelukt. Ik maak scenario's in mijn hoofd als mensen gaan zeiken over mijn fiets (met mensen, bedoel ik de conducteur, maar die is helemaal niet langs gekomen). Ik val in slaap.
Vrijdag 18 januari 18.45 uur, in de trein richting R.
Intercity blijkt meer weg te hebben van een sprinter.
Vrijdag 18 januari 19.30 uur, aangekomen in R.
Ik, mijn fiets en de stok rennen over het station. We zijn thuis. Ik trotseer de kou en de inmiddels donker geworden lucht. Ik stap op mijn fiets en rijd bijna iemand aan. Het kan me niets meer schelen. De NS is kut en alle mensen zijn kut. Een vlokje sneeuw, een drupje regen; het zijn allemaal redenen om geen treinen te laten rijden.
Ik ben een slachtoffer en ik voel me zielig. Dus laat me alsjeblieft even wanen in de wereld van zelfmedelijden. Soms is dat namelijk heerlijk. Soms is het heerlijk om iemand zo diep te haten. Zo'n iemand die de NS heet. En er best veel aan kan doen, vind ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten